„Kijk nu eens door die moeilijke zinnen heen!”
GOUDA - Welk antwoord geven we, als ambtsdrager, als leidinggevende in het jeugdwerk, wanneer een jongere zegt: „Kan ik er wat aan doen dat Adam en Eva van die boom hebben gegeten”?
„We kunnen dat”, zei ds. H. van den Belt woensdag in Gouda, „natuurlijk uitleggen vanuit het werkverbond, waarin Adam ons ”bondshoofd” was. Maar misschien helpen we onze jongeren meer als we duidelijk kunnen maken dat de geschiedenis van de zondeval óók een sjabloon is voor de listen van de satan. Zoals mijn vader het zei: „Wat daar gebeurde, gebeurt nu nog elke dag.””„Satan zaait twijfel: „Is het ook dat God gezegd heeft dat…? Hé, geloof je dat nu echt?” Hij kweekt zelfmedelijden: „Jij mag zeker niets van God, van die zware kerk van jullie?” Of hij zegt dat het allemaal wel wat zal meevallen: „Eén keertje maar, dat is toch niet zo erg?””
Hart
Ds. Van den Belt was een van de sprekers op de -drukbezochte- studiedag ”Belijden… Actueel”, belegd door hogeschool Driestar educatief en de jongerenorganisaties HGJB, HHJO, JBGG en LCJ. ”Wie ben jij? Jongeren in reformatorisch perspectief”, zo luidde de titel van zijn lezing.
„Neem vanmiddag een van de jongeren van uw jeugdvereniging, van uw catechisatiegroep, in gedachten”, zei de hervormde predikant uit Nijkerk. „Een van de lastigste misschien. En stel dan de vraag: „Wie ben jij?” Want dáár gaat het om in het gereformeerd belijden. „Wat leeft er in je hart? Waar zit je mee?” Misschien moeten we trouwens veel meer investeren in het pastoraat aan jongeren. Of zijn we hen alleen als probleem gaan zien?”
En dan is het eerste wat in de Schrift over de mens wordt gezegd dat wij geschapen zijn „in” het beeld en de gelijkenis van God. „Dat geldt dus ook voor onze jongeren. De mens is geschapen om iets van de heerlijkheid van God te weerspiegelen. „To glorify God and enjoy Him forever”, zegt de Westminster Catechismus. Het levensdoel, ook van jongeren, ligt in Hem. God heeft recht op hun leven. De eeuwigheid is begonnen in het leven van onze jongeren.”
Drieslag
De predikant vroeg in dit kader aandacht voor de klassieke ’psychologie’ die doorklinkt in de belijdenisgeschriften. Deze onderscheidde drie lagen in de menselijke psyche: verstand, wil en gevoel.
Ds. Van den Belt: „Deze drieslag kan vruchtbaar zijn in het werk met jongeren. Je zou bij de voorbereiding van de clubavond drie vragen kunnen stellen: Wat moeten ze weten (informeren)? Wat moeten ze voelen, waarnaar moeten ze verlangen (motiveren)? Wat moeten ze willen en wat moeten ze doen (appelleren)?”
Vaak blijft de overdracht steken op het cognitieve, verstandelijke niveau, constateerde de predikant, „en dan komt het niet over. Wat voel je er zelf bij? Ben je koud, onbewogen? Het helpt jongeren erg als je hun gevoelens kunt benoemen. De diepste laag is de wil. Hoe krijg je een verlangen om God te dienen en te willen wat Hij wil?”
De gereformeerde belijdenis, aldus ds. Van den Belt, is echter vooral actueel omdat daarin het echte probleem van onze jongeren wordt blootgelegd. „Wat is hun diepste probleem? De belijdenis zegt het onomwonden: het grootste probleem, dat ben jijzelf. Je bent een vijand van God en van je naaste, een grote egoïst, een slaaf van de zonde.”
Dat is geen populaire boodschap, zei hij. „Het is wél een eerlijke boodschap. En deze boodschap zal bij jongeren ook herkenning oproepen, mits op de juiste wijze uitgelegd. Sterker nog: deze boodschap van de radicaliteit van de zonde is ten diepste bevrijdend, mits die samengaat met de verkondiging van de onvoorwaardelijke belofte van het Evangelie.”
Zijn wonden
Ds. P. den Butter, christelijk gereformeerd emeritus predikant in Middelharnis, stond in zijn lezing stil bij wat wel genoemd is de „religie van de belijdenis”, bij de belijdenis als „een stem om een lied mee te zingen.”
„Neem nu artikel 9 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis”, zo zei de predikant. „Hier hóór je een zanger, iemand die gevoeld heeft: Dit heeft God gedaan, ik heb er iets van ondervonden.”
Of artikel 21: „Wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken om ons met God te verzoenen dan alleen deze enige offerande.” Ds. Den Butter: „Hier is een man aan het woord die kennelijk is vertroost door Zijn wonden: door Zijn striemen is ons genezing geworden.”
Of artikel 23, waarin over de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus wordt gezegd: „Die is genoegzaam om al onze ongerechtigheden te bedekken en ons vrijmoedigheid te geven, de consciëntie vrijmakende van vrees, verbaasdheid en verschrikking om tot God te gaan.” „Moet ik hier nog commentaar op geven?” vroeg de predikant. „Dit is toch het lied van een gelovige, van élke gelovige?”
En dan dat prachtige laatste artikel, artikel 37: „Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen.” Ds. Den Butter: „Luister daar nu maar heel stil naar. Vindt dit nu echo in mijn hart? Kan ik dit meezingen? Dan is de belijdenis toch geen stoffig papier meer, zoals ik nota bene een predikant eens heb horen zeggen?”
„Als je zó de belijdenisgeschriften leest”, zei de emeritus predikant, „is het dan nog moeilijk om die te communiceren? Ik zou zeggen: Jongelui, kijk nu eens door die moeilijke zinnen heen!”
Tweede natuur
Na de hoofdlezingen konden de aanwezigen verschillende workshops bijwonen. ”Het belijden: bagage of ballast?”, was het thema van de workshop onder leiding van ds. L. Terlouw, predikant van de gereformeerde gemeente te Barendrecht en hoofdredacteur van het jongerenblad Daniël.
„Eigenlijk”, zei J. H. Mauritz, directeur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), „zou elke leidinggevende, elke catecheet, zich moeten oefenen in de belijdenisgeschriften. Het zou zijn of haar tweede natuur moeten worden: Wat zegt de belijdenis hier nu van?”
Zijn opmerking sloot aan bij een van de stellingen van ds. Terlouw: „Het is dringend gewenst dat leidinggevenden in kerkelijk jeugdwerk zich meer systematisch verdiepen in de belijdenisgeschriften en de achtergronden. Onmisbaar is ten diepste dat ze door Gods genade waarde krijgen in het hart.”
Aan het slot van de avond werd afscheid genomen van drs. I. A. Kole, die vijf keer de gezamenlijke studiedag organiseerde.