Tussen gastvrijheid en rechtvaardigheid
Titel: ”Het achtenveertigste uur”
Auteur: Nicolaas Matsier
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2005
ISBN 90 2341 639 2
Pagina’s: 270
Prijs: € 18,50.
Het doel van het Nederlandse asielbeleid mag duidelijk zijn: beperking van het aantal asielaanvragen. Van 50.000 een paar jaar geleden is het aantal gedaald tot minder dan 10.000 in 2005. Dit feit op zich veroorzaakte niet het verschijnen van Nicolaas Matsiers nieuwste roman. De aanzet voor ”Het achtenveertigste uur” is een heel simpele gebeurtenis: op een dag is de schrijver zijn paspoort kwijt. Als hij zijn nieuw aangevraagde reisdocument op het postkantoor op komt halen, vraagt de postbeambte of hij zich kan legitimeren. Gedurende tien jaar loopt Matsier met het idee rond om met dit gegeven iets te doen. Talloze aantekeningenboekjes schrijft hij vol. En dan schrijft hij in anderhalf jaar een roman. Over de mens zonder identiteit(spapieren).
Matsier (1945) schrijft al sinds 1976, vooral verhalen. ”Het achtenveertigste uur” is zijn tweede roman. Met zijn eerste roman, ”Gesloten huis” uit 1994, is hij bekend geworden. Heel minutieus beschrijft hij daarin zijn gevoelens en gedachten bij het opruimen van zijn ouderlijk huis nadat zijn moeder als langstlevende ouder overleden is. Hoe een stopmandje, een boodschappentas en een verzameling vettige brillen in staat zijn een wereld van herinneringen op te roepen, is in deze klassieker prachtig beschreven.
Die persoonlijke kleur is in Matsiers nieuwste roman niet terug te vinden. De persoon van de auteur gaat in ”Het achtenveertigste uur” volledig schuil achter de romanfiguren, de ambtenaren van de marechaussee en van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND). Matsier werkt in deze roman met meervoudig perspectief; hij brengt de asielzoeker bewust niet scherp in beeld. De asielzoeker bestaat slechts door het oog van de ambtenaren die elk hun eigen visie ten beste geven. De lezer zit opgesloten in die hoofden en de schrijver gunt hem geen uitstapje. En eigenlijk hebben al die hoofden hetzelfde doel: de persoon tegenover hen de toegang tot ons land ontzeggen. Het is dan ook zaak om die persoon niet serieus te nemen en twijfels zo veel mogelijk uit te vergroten.
Protocol
De ambtenaren werken volgens een vast protocol dat binnen 48 uur afgesloten moet zijn (men rekent in dagen van twaalf uur, dus in totaal neemt de procedure vier dagen in beslag). Achtereenvolgens vinden ”gehoor”, ”voornemen”, ”beschikking”, ”second opinion” en ”uitspraak” plaats (meestal opgesplitst in onderdelen). Als de Sudanees Moesa Mohamed-Hassan asiel zoekt in Nederland ziet hij binnen 48 uur niet minder dan veertien personen aan zich voorbijtrekken.
Twijfels zijn snel gevonden en uitgesproken: Moesa’s identiteit wordt betwijfeld, omdat hij slechts een kopie van zijn geboorteakte heeft. Bovendien beweert hij een andere taal te spreken dan zijn moeder. De schets van zijn woonomgeving is niet exact genoeg en hij weet nauwelijks het interieur van het vliegtuig dat hem naar Nederland bracht te beschrijven. De vreemde taal staat de communicatie in de weg en het onderzoek resulteert in de volgende omschrijvingen van de Sudanese asielzoeker: „Abstractieloos jongmens”, „Slaperige boerenzoonachtigheid”, „Hij denkt überhaupt niet als je het mij vraagt.” De Nederlandse ambtenaren handelen alsof ze ver verheven zijn boven zo’n land waar het „één grote slangenkuil van shariah, landjepik, slavenhandel en olievelden is.”
Shockerend is het gebrek aan empathie met de man tegenover hen. Niet de mens, maar het dossíér houdt hen bezig. De aanvullingen daarvan zijn belangrijk, de eigen handtekening wordt beschouwd als een kunstwerk en de ambtenarentaal wordt haast als poëzie bewonderd. Het lot lijkt dan ook getekend, maar cynisch genoeg ziet één advocaat, verantwoordelijk voor de second opinion, kans om gaten te schieten in de doorwrochte beschikking. De weg naar Nederland gaat open. Helaas blijkt de kloof compleet, de man is na een halfjaar met onbekende bestemming vertrokken.
Betrokkenheid
Matsier heeft geen multatuliaans drama willen schrijven, zegt geen politiek activist te zijn. Hij beweert gewoon te beschrijven wat de rechtsstaat inhoudt, hoe met hoor en wederhoor een dossier tot stand komt. Matsier legt de lezer geen antwoorden in de mond. Het lezen van dit boek vraagt betrokkenheid van de lezer zelf. Geëngageerd is de roman tegen wil en dank. De taal van ”Het achtenveertigste uur” is niet boeiend, spannend, maar eerder van een droog ambtenarengehalte. Matsier lijkt een compleet dossier na te streven dat zo getrouw mogelijk is gearchiveerd, tot op de letterlijke tekst van de formulieren toe.
Toch boeit de roman, met name dankzij de monologen en gedachten van de ambtenaren. Bovendien neemt de spanning rond de asielzoeker toe. De tijd gaat door en 48 uur zijn snel om. Zijn lot ligt in handen die steeds onveiliger aanvoelen.
Ik bewonder Matsier om zijn kennis van zaken en zijn kunde om dit geheel in een combinatie van zakelijk én boeiend proza weer te geven. Wel stuitend is dat de woordkeus van één ambtenaar enkele keren schofferend is. Ik heb woorden met enkele zwarte strepen gewist. Het boek is informatief en de lezer raakt onwillekeurig steeds meer betrokken bij de procedure. Na het lezen zit je onherroepelijk met vragen over het onderscheid tussen gastvrijheid en rechtvaardigheid. En dat effect lijkt me voor één boek ruim voldoende.