Aan het formeren met Balkenende
Een bijzonder debat, en dat was het - het debat dat de Tweede Kamer donderdag hield. Ga maar na: in vak K, de plaats waar normaal gesproken altijd bewindslieden zitten, troonde in z’n eentje de door koningin Beatrix benoemde informateur Donner. Tegenover hem zaten, te midden van een groot aantal andere kamerleden, alletien de fractievoorzitters, van Marijnissen tot Van der Vlies en van Herben tot Rosenmöller.
En waarover spraken zij? Over de 47 A4’tjes die drie van die tien heren hadden klaargestoomd onder het toeziend oog van de elfde. Zie hier het ’vernieuwende’ debat dat de Kamer donderdag voerde.
Het idee zoals dat werd uitgevoerd, komt uit de koker van CDA-fractievoorzitter Balkenende. De gedachte erachter was een goede. Balkenende wil dat de onderscheiden posities van Kamer en kabinet weer tot hun recht komen. Meer dualisme, heet dat. Dualisme is vooral van belang tijdens de rit van een kabinet, maar de CDA-voorman zette zich ervoor in om de inspraak van de Kamer ook tijdens de kabinetsformatie reeds inhoud te geven.
Daarom kwamen donderdag na de informateur eerst de fractievoorzitters van de partijen die níét hebben onderhandeld aan het woord, en pas daarna Balkenende, Herben en Zalm. Na afronding van het debat trokken de drie onderhandelaars en de informateur zich met de in het debat opgedane wetenschap en ingediende moties terug.
Zoals gezegd, het debat van donderdag was iets nieuws, een experiment, bedoeld om de verschillende bevoegdheden en taken van kabinet en Kamer te markeren en in te vullen. Door het feit dat er voor een nieuw kabinet altijd een coalitie moet worden gesmeed tussen diverse partijen, hebben debatten over de kabinets(in)formatie te onzent altijd iets onbevredigends. Lange tijd was de Kamer pas aan zet als het nieuwe kabinet allang in kannen en kruiken was. De kersverse minister-president verantwoordde zich bij zijn eerste optreden in de Kamer óók voor de formatie, maar veel stelde dat niet voor.
Volgens de linkse partijen is deze handelwijze ondemocratisch. Met name de PvdA en de opperdemocraten van D66 stelden daarom herhaaldelijk voor de formatieprocedure te veranderen. Verregaande voorstellen waren de gekozen minister-president en de gekozen kabinetsformateur. Maar omdat deze pogingen tot ”democratisering van de kabinetsformatie” faalden, bleef men steken in halfwasvernieuwingen zoals een door de Tweede Kamer aangewezen formateur of, nog schameler, een kamerdebat met de door de Koningin benoemde (in)formateur. Die zou de Kamer dan op gezette tijden op de hoogte dienen te brengen van het verloop van de formatiebesprekingen.
In 1994 werd deze laatste mogelijkheid -waarvoor zelfs het Reglement van Orde van de Tweede Kamer werd aangepast- voor het eerst beproefd. Het was de formatie die uiteindelijk leidde tot de totstandkoming van het eerste paarse kabinet, Kok I. Het toenmalige informateurstrio -VVD’er Van Aardenne, D66’er Vis en PvdA’er De Vries- werd op verzoek van GroenLinks naar de Kamer geroepen om tekst en uitleg te geven over het vastlopen van de onderhandelingen. Maar in plaats van dat de informateurs de Kamer opheldering verschaften, gebeurde er iets anders. Het debat liep uit op wat een van de ooggetuigen noemde „een daverende discussie” tussen kissebissende fractievoorzitters. Daar werd dus niemand wijzer van.
En dat was ook begrijpelijk. Immers, een door de Koningin benoemde informateur is alleen verantwoording verschuldigd aan zijn opdrachtgever, dat is Hare Majesteit. Waar nog als complicatie bijkomt dat zelfs als hij wél wat kwijt zou willen, dit -gezien het per definitie gevoelige karakter van formatiebesprekingen- meer problemen oplevert dan oplost. Binnen de kortste keren zou het nog in de steigers staande broze bouwwerk dan wel eens in elkaar kunnen klappen. En, handicap drie, alleen bewindslieden hebben de plicht om de Tweede Kamer de inlichtingen te verschaffen waarom wordt gevraagd. Zo’n grondwettelijke informatieplicht heeft een informateur niet.
De seance van 1994 verhinderde de Kamer niet om in 1998 opnieuw met de informateurs in gesprek te gaan. Dit keer bestond het drietal uit D66’er Borst, VVD’er Zalm en PvdA’er Kok. Het aparte daarbij was nog dat de informateurs moesten opdraven op een moment dat de formatie nog gaande was. Het staatsrechtelijk geweten van de Tweede Kamer, GPV’er Schutte, wees er bij die gelegenheid terecht op dat dit reglementair gezien niet eens kon, omdat bepaald is dat kabinets(in)formateurs pas welkom zijn „na afronding” van hun opdracht. De kersverse kamervoorzitter mevrouw Van Nieuwenhoven wist daar niet zo goed raad mee en liet de zaak daarom maar lopen.
En dan nu 2002, het experiment-Balkenende. Alles verloopt nu keurig reglementair, en de Kamer had donderdag bovendien een inhoudelijk stuk op tafel liggen waarover de partijen met elkaar in de clinch konden gaan. Ook was het mogelijk om moties in te dienen en deze aan de informateur en de onderhandelaars mee te geven. Dat gebeurde dan ook, zij het dat het resultaat daarvan tegenviel. Een motie van de SGP’er Van der Vlies kwam nog het verst, maar ook die haalde het uiteindelijk net niet. Het akkoord was toch meer dichtgetimmerd dan aanvankelijk leek en Balkenendes bedoeling was.
Achteraf beschouwd zat de waarde van het debat dan ook vooral in de confrontatie tussen de fractievoorzitters, die een duidelijk licht wierp op de nieuwe krachtsverhoudingen in het parlement. Dat was boeiend en leerzaam, maar als opening naar meer dualisme is de formatiemethode-Balkenende vooralsnog niet geslaagd.