Andere tijd, andere school, andere leerling
In februari stond in deze krant een column van prof. dr. P. J. Slootweg. Hij blikte daarin met nostalgie terug op zijn lagereschoolperiode in een klein Veluws dorp. Wat was het in die school goed.
De door hem genoemde meester D. leerde zijn leerlingen de tafels van 1 tot en met 12 via het opdreunen in koor; op dezelfde wijze werden dorpen en stadjes en steden per provincie geleerd en geschiedenislessen werden zonder nuanceringen verteld, aldus professor Slootweg.Toen de oud-leerling later meester D. nog eens ontmoette en hem vroeg hoe hij dat allemaal met 52 leerlingen voor elkaar gekregen had, lachte deze fijntjes en zei: „Dat was zo gemakkelijk. Ik had twee boekjes, het ene in de linkerzak van mijn jas en dat ging over cijferen, het andere in de rechterzak en dat ging over taal. En de rest zat in mijn hoofd.”
Meester D., die niet met een dikke schooltas sleepte, niet aan groepsopdrachten deed, precies wist wat hij zijn leerlingen wilde meegeven, hun duidelijk vertelde wat hun te doen stond, zich niet bekommerde over de vraag of de leerstof aansloot bij de leefwereld van de kinderen, wordt aan het einde van de column uitbundig bedankt.
Uit de column is te lezen dat prof. Slootweg minder achting heeft voor leerkrachten die wel een dikke schooltas hebben en groepsopdrachten organiseren dan voor meester D. Dat zegt veel over de schrijver en over de sfeer van het onderwijs in het dorpsschooltje.
Ondanks deze sterke beleving doet prof. Slootweg een oproep om te reageren op zijn beschouwingen. In deze column daarom een paar opmerkingen.
Verleden
Het zal duidelijk zijn dat prof. Slootweg het verleden enigszins verheerlijkte. Dat gebeurt vaak. Een andere hooggeleerde heer, dr. H. W. von der Dunk, heeft over die neiging een lezenswaardige beschouwing geschreven. Hij vroeg zich af hoe het komt dat zo veel mensen met gevoelens van weemoed en nostalgie naar het verleden kijken. Als heden en verleden met elkaar vergeleken worden, is het verleden vrijwel altijd in het voordeel.
Von der Dunk schrijft daarover onder meer: „Het verleden wordt geromantiseerd omdat zijn angsten en gevaren voor ons geen angsten en gevaren meer zijn en omdat het als een gesloten en overzichtelijk geheel voor ons ligt, zodra we er niet dieper induiken. Maar dat doen we niet als we juist naar onze eigen tijd willen kijken. Het heden wordt dus onbewust gemeten aan een verleden, dat voor dit doel onscherp wordt gemaakt.”
Aan deze zinnen moest ik denken toen ik de genoemde column las van prof. Slootweg.
Het onderwijs in het kleine Veluwse dorp is niet te vergelijken met het hedendaagse onderwijs. Ik denk dat we onze kinderen ernstig tekort zouden doen wanneer er velen op de manier van meester D. zouden lesgeven. Het zal zeker zo zijn dat genoemde meester sterke pedagogische gaven had en dat hij erin slaagde een goede band met zijn leerlingen op te bouwen. Hij bereidde zijn kinderen voor op het vervolgonderwijs, in de woorden van prof. Slootweg, massaal, strak en duidelijk.
Een vraag is echter: wat vraagt het voortgezet onderwijs anno 2006 van de basisschool leerlingen? Die vraag is uit te breiden: wat vragen de vele soorten vervolgonderwijs, het bedrijfsleven, de maatschappij en onze kring van schoolverlaters?
Met het oog op de ingrijpende veranderingen in de samenleving, de techniek, de wetenschap en noem de hele reeks maar op, worden aan onze leerlingen heel andere eisen gesteld. Je bent er als school echt niet met onderwijs naar het voorbeeld van meester D. Alleen al het leren omgaan met media, waarbij de digitale leeromgeving een steeds belangrijker rol gaat spelen, vergt een totaal andere aanpak en zorgt ook voor andere leerstofinhouden. Bij zo’n onderwerp spelen vaardigheden een belangrijker rol dan kennis, want die verandert met de dag.
Andere leerling
Daarbij weet iedereen dat de leerlingen zelf ook sterk veranderd zijn mede door de open en snel veranderende samenleving. Als ze een mobieltje hebben, lopen ze als het ware met de wereld in hun jaszak. Dat doet wat met hen. Die vrijwel onuitputtelijke bron van mogelijkheden op tal van gebieden leidt er toe dat jongeren zich meer geïnspireerd voelen door opvattingen waarbij ze zelf (een deel van) de regie hebben dan door gesloten concepten. De zorgen over het kennisniveau van de geloofsleer en de geringe motivatie om zich daarin te verdiepen, illustreren dat maar al te duidelijk.
Er zijn jojo-ontwikkelingen. Als je kijkt naar bijvoorbeeld de herziening van de tweede fase, dan zie je dat daarbij meer oog voor het kenniselement is dan in de eerste plannen. Dat is een positieve ontwikkeling. Leren is immers meer dan alleen vaardigheden.
Over het onderwerp dat prof. Slootweg aansnijdt, is uiteraard meer te zeggen en te schrijven dan de paar zaken die in deze column worden aangestipt.
Te midden van alle veranderingen blijft echter één zaak ongewijzigd. Ieder mens reist naar zijn eeuwige bestemming. Om God te kunnen ontmoeten zonder verschrikken is het reinigende bloed van Zijn Zoon onmisbaar. Die wezenlijke notie moet het kenmerk zijn van het onderwijs dat gegeven is door onder meer meester D. en gegeven wordt door de vele mensen die bewust en uit overtuiging voor het reformatorisch onderwijs gekozen hebben.
De auteur is voorzitter van de centrale directie van het Van Lodensteincollege.