Onderzoek naar islam
Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer wil dat er een breed onderzoek komt naar de islam in Nederland. Hoe ziet die bevolkingsgroep er nu werkelijk uit? Wat zijn de hoofdstromingen en wat zijn slechts randverschijnselen?Demissionair minister Van Boxtel ziet niets in zo’n studie, hoewel ook de Tweede-Kamerfractie van zijn eigen partij zich achter dit voorstel schaarde. Maar Van Boxtels tijd is spoedig voorbij. Het voorstel past in ieder geval bij de grotere aandacht en ook de grotere beduchtheid die er het laatste jaar voor de islam bestaat.
Vroeger wist de gemiddelde Nederlander van de mohammedanen niet meer af dan dat het volgelingen waren van Mohammed en dat ze ver weg woonden: in Indië, Turkije en de Arabische wereld. Die summiere kennis volstond in veel gevallen. Met had er toch niet mee te maken. Thans is de situatie volstrekt veranderd. Er wonen in Nederland grote aantallen moslims. En dan is er het wereldomspannende verschijnsel van het moslimterrorisme.
Voor een gefundeerd oordeel en een verstandig beleid is kennis van zaken nodig. Je moet immers weten waarover je praat. Ook al wonen er honderdduizenden islamieten in ons midden, het is voor ons nog steeds een vreemde godsdienst.
Zeker voor de geseculariseerde Nederlanders, die met de godsdienst hebben afgerekend en daar in veel gevallen ook van huis uit niet mee vertrouwd zijn, is het onbegrijpelijk dat mensen er „zulke achterlijke opvattingen” op na houden over homoseksualiteit als in de moslimgemeenschap gelden. Evenzo is het voor hen onbegrijpelijk dat moslimvrouwen per se een hoofddoek willen dragen en strenge moslimmannen een vrouw geen hand willen geven. Datzelfde geldt voor het feit dat moslims ieder jaar een maand lang tussen zonsopgang en zonsondergang moeten vasten.
Doordat de islamieten geconcentreerd zijn in onze grote steden, waar de kerken een randverschijnsel zijn geworden, wordt de kloof tussen allochtone en autochtone Nederlanders extra geaccentueerd.
Orthodoxe christenen zullen hier en daar in de islam bepaalde punten van herkenning vinden. Tegelijkertijd weten zij dat Mohammed een valse profeet was en dat hier sprake is van een volstrekt andere religie, waar geen heil van te verwachten is.
Voor vrijzinnige en minder orthodoxe christenen, die er gemakkelijk van uitgaan dat er vele wegen zijn tot het heil en dat Gods Geest ook buiten de christelijke kerken werkt, is de islam een godsdienst die nog veel achterlijker, homo- en vrouwonvriendelijker is dan het orthodoxe christendom waar zij zich recent of enkele generaties terug aan ontworsteld hebben.
Voor allen geldt echter dat zij geneigd zijn de moslims op één hoop te gooien en te weinig oog hebben voor de onderlinge verschillen. Verschillen tussen leer en leven zoals die ook in de moslimwereld algemeen voorkomen. Verschillen ook tussen meer en minder fundamentalistische stromingen.
Zoals de buitenwereld het verschil niet weet tussen allerlei kerken en richtingen in de gereformeerde gezindte, zo is er mogelijk een nog grotere onkunde ten aanzien van de islam. Ook de taalbarrière speelt hier een rol. De in het Arabisch gehouden preken van radicale imams zijn voor buitenstaanders niet te volgen.
Het heeft daarom z’n nut om de opvattingen van islamitische leiders en hun achterban in kaart te brengen. Maar het is niet makkelijk om een betrouwbaar beeld te krijgen.
De moslims voelen zich, zeker na 11 september, in de verdachtenbank zitten en zullen daarom niet altijd het achterste van hun tong laten zien. Daar moet bij de interpretatie van de gegevens wel degelijk rekening mee worden gehouden. Zeker extremistische moslimgroepen willen graag verborgen blijven.