Dringen om een plaatsje bij het bed
EDE - Honderden verpleegkundestudenten hielp hij aan een stageplaats. Maar dat gaat niet altijd van een leien dakje, stelt Henk van den Adel. Toch blijft de stagecoördinator van de hbo-opleiding verpleegkunde aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) optimistisch. „Onze studenten staan goed bekend.”
Als stagecoördinator is Van den Adel (47) er verantwoordelijk voor dat de 400 hbo-v-studenten van de CHE ieder jaar op stage gaan.Volgens beroepsorganisatie NU’91 is er landelijk gezien een tekort van honderden stageplekken. Van den Adel weet erover mee te praten. „Ons ideaal is dat studenten in hun derde leerjaar twee keer op stage gaan. Dat lukt meestal niet. Toch vinden we de wisselwerking tussen theorie en praktijk erg belangrijk. Maar meer stageplaatsen zijn er gewoon niet.”
De meeste CHE’ers willen een poosje meedraaien in een algemeen ziekenhuis. Zo is het Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede de grootste ’stagepartner’ van de hogeschool. Van den Adel: „Maar het houdt een keer op. Het zou al een stuk schelen als studenten wat vaker zouden kiezen voor de psychiatrie of de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De druk om een plaatsje bij het ziekenhuisbed is enorm groot.”
Toch is de massale belangstelling van studenten voor het ziekenhuis niet de belangrijkste oorzaak van het tekort aan stageplaatsen. „Het probleem is een veelkoppig monster. In de cao’s staan bijvoorbeeld afspraken over een stagevergoeding voor studenten. Dat is opgenomen om een baan in de zorg aantrekkelijk te maken. Het probleem is alleen dat een instelling niet verplicht is een deel van het budget uit te geven aan stagevergoedingen. Het komt regelmatig voor dat het geld op is. Dan krijgen we te horen dat er geen geld is om studenten een plaats te geven. Daarom zou het niet verkeerd zijn als dit zou veranderen.”
Ook hebben instellingen niet altijd tijd en ruimte om studenten te begeleiden, is de ervaring van Van den Adel. „Patiënten gaan voor. Dat kan ik goed begrijpen. En in een tijd van reorganisaties en bezuinigingen heeft een organisatie wel wat anders aan het hoofd dan stagiairs te helpen. Bovendien worden instellingen van alle kanten overspoeld met aanvragen.”
Dat NU’91 stelt dat ook de opleidingen zich meer moeten inspannen om leerlingen aan een stageplaats te helpen, wil er bij de CHE-stagecoördinator niet in. „Zo’n opmerking schiet bij mij in het verkeerde keelgat. Ik begrijp niet waar onze beroepsorganisatie dat op baseert. Alle scholen doen er alles aan om hun studenten te helpen. Ik kan moeilijk aan het gras gaan trekken om het harder te laten groeien.”
Van den Adel maakt een vergelijking met het leegplukken van een appelboom. „Op een gegeven moment zijn de appels op. Dan zijn soms zelfs de onrijpe appels al meegenomen. Ik kan dan toch niet nóg meer appels plukken?”
Om het leed wat te verzachten, probeert de CHE al zo veel mogelijk de stageperioden over het jaar te spreiden. „Daarmee voorkomen we dat een instelling een lange tijd geen student heeft rondlopen en een tijdje later een aantal tegelijk voor de deur staat. Daarom kiezen we voor maximale spreiding. Dat werkt het beste.”
Ondanks de zorgen om het vinden van voldoende plaatsen, lukt het Van den Adel ieder jaar toch weer om alle studenten in ieder geval één keer per leerjaar op stage te laten gaan. „We sturen een student het liefst naar een plekje waar hij of zij zelf graag heen wil. Een goede motivatie is erg belangrijk om wat van een stage te maken.”
Dat de CHE een christelijke identiteit heeft, is volgens Van den Adel geen extra nadeel voor het vinden van stageplaatsen. „Het is wel zo dat we meer dan andere opleidingen landelijk opereren. Veel instellingen hebben goede contacten met een school uit de regio. Dan vissen wij al snel achter het net. Aan de andere kant hebben wij weer studenten die bij christelijke instellingen zoals Eleos en De Schutse aan de slag kunnen. Dat zijn organisaties die van stagiairs vragen de christelijke identiteit te onderschrijven of uit te dragen.”
Is het moeilijk voor christelijke stagiairs bij een neutrale instelling te wennen aan de beroepspraktijk? Volgens de CHE’er valt dat wel mee. „In onze opleiding besteden we veel aandacht aan ethiek. Neem bijvoorbeeld de vraag hoe een student moet omgaan met een patiënt die het leven niet meer ziet zitten. Zeg ik als stagiair dan: dat mag u niet zeggen, of probeer ik te achterhalen waaróm iemand dat zegt?”