Churchill wilde Nederland bezetten
Titel: ”Churchill en de Nederlanders”
Auteur: Oebele de Jong
Uitgeverij: Walburg Pers, Zutphen, 2005
ISBN 90 5730 390 6
Pagina’s: 239
Prijs: € 29,50.
De Engelse oorlogspremier Winston Churchill had het niet op Nederlanders. Die waren egoïstisch en ondankbaar voor de vrijheid die ze aan de Engelsen hadden te danken. Tot twee keer toe pleitte hij er zelfs voor Nederland te bezetten. Om het hele oeuvre van Churchill (1874-1965) te onderzoeken, is haast de heldenmoed van de oorlogspremier zelf nodig. De publicist Oebele de Jong worstelde zich door de honderden boeken en artikelen, om een antwoord te vinden op de vraag: Hoe dacht de Engelse staatsman over Nederland? Om te ontdekken dat deze aristocraat van hoge komaf behoorlijk op ons neerkeek.
Opmerkelijk is dat Nederland voorkomt in de vier belangrijkste ’seizoenen’ in het leven van deze ”grootste Brit aller tijden”. Eerst is dat zijn periode als ’oorlogscorrespondent’ tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Onafhankelijke verslaggeving met hoor en wederhoor bestond in die tijd niet. Winston ging voor het Engelse belang. Vandaag zouden wij zulke persoonlijke impressies náást de nieuwsberichten afdrukken.
Altijd al wist Churchill dat die Hollandse Boeren niet deugden. Gedurende zijn verblijf -en krijgsgevangenschap- in Zuid-Afrika werd dat niet beter. Deze mensen hadden geen beschaving en geen geschiedenis en misten dus alles om trots op te zijn.
De Boerenoorlog en de grote verliezen die de Engelsen in Zuid-Afrika leden, werkten nog lang door in de Britse politiek. Voor Nederland gold dit evenzeer, alleen lag de sympathie daar aan de andere kant.
De Boerenoorlog was voor Churchill het begin van een schrijvend leven. Want aristocraten mogen met hun huizen vol helpers een luxe leven hebben, veel geld had Sir Winston niet. Voor brood op de plank en een sigaar in de doos moest hij zich zijn leven lang een slag in de rondte schrijven.
Ook dit pakte hij aristocratisch aan. Hij had een staf van onderzoekers die feiten voor hem uitzochten. Vervolgens dacht hij na over de samenhang tussen die gegevens en dicteerde hij aan zijn medewerkers een ronkende tekst, die soms evenveel over de schrijver vertelt als over het gebeuren. Maar in 1953 kreeg hij er wel de Nobelprijs voor literatuur voor.
Biografie
De volgende fase in Churchills leven was de Eerste Wereldoorlog, waarin hij minister van Defensie was. Jarenlang stoorde hij zich aan de Nederlandse neutraliteit. Een partijdig Nederland zou de positie van Groot-Brittannië zo veel gemakkelijker maken. Engeland had Nederland in het verleden zo vaak geholpen, maar in plaats van dankbaarheid te tonen, durfden ze nu niet te kiezen. Zijn argumenten waren zo sterk, dat hij ons jaren later nog zou overtuigen, ware het niet dat we onszelf dan voor lafaard uitmaken.
De derde periode is die waarin hij in de jaren dertig werkte aan zijn vierdelige biografie van Lord Marlborough, zijn voorvader John Churchill, die na de Roemrijke Revolutie in 1688 tijdelijk nauw met stadhouder-koning Willem III samenwerkte. Voor die biografie verkeerde hij wekenlang in Nederland en verdiepte hij zich in de Brits-Nederlandse betrekkingen in de zeventiende eeuw.
Het bracht hem tot de conclusie dat het Britse rijk diverse keren de vrede op het continent had gered, door strategisch te kiezen voor de op een na sterkste grootmacht. Het was immers altijd die grootmacht die voor de chaos zorgde. „Vierhonderd jaar heeft de buitenlandse politiek van Engeland bestaan uit het weerstaan van de sterkste, agressiefste, meest overheersende macht op het continent en vooral om te voorkomen dat de Lage Landen in handen vallen van zo’n macht”, schreef Churchill in zijn boeken over de Tweede Wereldoorlog. „Zo stelden we de vrijheid van Europa veilig.”
Historisch gesproken is deze biografie een van zijn betere werken. Tegelijk is duidelijk dat hij die schreef om politieke teleurstellingen te verwerken en eenvoudigweg om op de achterste banken van het Lagerhuis iets omhanden te hebben.
Egoïstisch
Toen eind jaren dertig de oorlogsdreiging toenam, ergerde Churchill zich opnieuw aan de Nederlandse neutraliteit. Hij meende dat Nederland in de Eerste Wereldoorlog was gespaard omdat de Duitse militaire capaciteit tekortschoot. Al in 1937 oordeelde hij dat dit deze keer anders zou lopen.
Enkele dagen na de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 trad Churchill weer als minister van Marine toe tot het kabinet. Totdat hij na de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 zelf een kabinet van nationale eenheid mocht gaan vormen.
Na de Duitse inval in Polen, aasde zowel Duitsland als Engeland op Nederland. Net als in 1914 pleitte Churchill voor het bezetten van Nederland, om de Duitsers de doorgang naar België en Frankrijk te beletten. Het Duitse excuus voor de inval in Nederland als preventieve actie op een Engelse invasie was daarom niet zonder grond.
Churchills verachting van de Nederlanders nam in de eerste weken van de oorlog alleen maar toe. Het leger gooide na vijf dagen vechten het bijltje erbij neer, zonder zich -onder dekking van een achterhoede- terug te trekken naar België om daar het Frans-Britse front te steunen. Ook maakte de Nederlandse regering in ballingschap, onder leiding van de verwarde premier De Geer, zeker geen goede indruk op hem.
In zijn eigen als altijd goed leesbare woorden klinkt dit zo: „Ze (de Nederlanders, EvV) zijn volkomen egoïstisch en vochten pas toen ze werden aangevallen en toen slechts voor een paar uur.”
Laatdunkend
Wie maar enkele van de 700 biografieën over Churchill heeft gelezen, weet dat hij een ijdeltuit was. Hij beschouwde zichzelf als een historische persoonlijkheid. Toen de 65-jarige politicus het premierschap aanvaardde, schreef hij dramatisch: „Ik voel alsof dit mijn bestemming is en dat mijn hele vroegere leven slechts een voorbereiding is geweest voor dit uur en voor deze beproeving.”
Maar achteraf blijkt dat hij de Duitse intenties juist heeft ingeschat. Waarom zou zijn oordeel over het „volkomen egoïsme” van de Hollanders dan niet juist zijn?
De Jong concludeert dat Churchill niet „ronduit anti-Nederlands” was. Wel sprak hij „vaak laatdunkend” over Nederlandse politici. Dat hij in 1946 bij een bezoek aan Den Haag als eerste buitenlander de verenigde vergadering van de Eerste en Tweede Kamer mocht toespreken, geeft aan dat Nederlanders misschien meer karakter hadden dan hij had gedacht. Of telden eer en trots in Den Haag inderdaad niet?
Misschien had De Jong iets verder kunnen gaan in zijn conclusies. De Nederlandse neutraliteit vormde volgens Churchill een bedreiging voor de strategische positie van Engeland. Dat Churchill zich hier in beide oorlogen aan ergerde, illustreert dat hij vooral machtspoliticus was.
De Jong somt in zijn boek niet alleen op wat Churchill allemaal heeft gezegd over de Nederlanders, maar ook de context waarin. Dat betekent dat de lezer meteen een groot stuk wereldgeschiedenis van eerste helft van de 20e eeuw meekrijgt.
Op de omslag prijkt een foto uit 1946 van Churchill met drie Nederlandse prinsesjes in de tuin van Soestdijk. Dat wekt de indruk dat dit een vriendelijk prinsessenboek is. Het is echter een serieuze, diepgaande studie. Een harde kaft met een afbeelding van Churchill in de Ridderzaal zou het boek een meer gepaste grandeur hebben verleend.