Christelijk onderwijs mist soms juiste geur
Het christelijk onderwijs in Nederland moet waken voor vervaging en verstarring. De scholen moeten de geur van Christus verspreiden, stelt dr. Jos de Kock. Dit artikel is ontleend aan een recent door De Kock gegeven seminar ”christelijke identiteit en onderwijs” op een winteracademie, georganiseerd door het ICS (forum voor geloof, wetenschap en samenleving) en IFES-Nederland.
De vraag ”wie ben ik?” heeft betrekking op iemands identiteit: dat wat hem of haar typeert. In het onderwijsveld krijgt de identiteitsvraag in toenemende mate aandacht. Onze minister van OCW daagde het bijzonder onderwijs vorig jaar nog uit meer werk te maken van zijn identiteit. Mijn indruk is dat in allerhande krantenartikelen, vakbladen en discussies vooral twee typen antwoorden naar boven komen drijven als het gaat om de vraag waarin zich de (levensbeschouwelijke) identiteit van christelijke scholen kenmerkt.Het eerste type antwoord lijkt te zeggen dat de christelijke identiteit van een school ’m vooral zit in het centraal stellen van een aantal belangrijke (Bijbelse) waarden en normen. Een christelijke organisatie wordt in beweging gezet door concrete misstanden in het leven en samenleven van mensen (bijvoorbeeld toenemende criminaliteit, vereenzaming en verruwing). Je identiteit wordt dan gevormd door je reactie op die misstanden. Er wordt dan bijvoorbeeld gezegd: „Onze christelijke identiteit maken we waar met adaptief onderwijs: laten merken dat elke leerling uniek is, en dat zorg voor de ander erg belangrijk is.”
Hoewel dit een legitieme invulling is van je christelijke identiteit, is het mijns inziens slechts een beperkte invulling. Vanwege deze beperktheid zijn er groepen christenen die een dergelijke invulling zullen betitelen met ”vervaging” van de christelijke identiteit.
Nieuwe leren
Het tweede type antwoord lijkt te zeggen dat de christelijke identiteit van een school een referentiekader vormt voor het evalueren van ontwikkelingen die op de school afkomen. We zien dat op dit moment op z’n sterkst tot uitdrukking komen in discussies rond recente onderwijsvernieuwingen waarin het concept van het ”nieuwe leren” centraal staat. Vanuit de levensbeschouwelijke identiteit wordt door sommige protestants-christelijke en reformatorische scholen geageerd tegen de principes van dat nieuwe leren. Een grote mate van zelfstandigheid voor leerlingen zou bijvoorbeeld niet sporen met de Bijbelse visie op gezagsverhoudingen tussen leerling en meester. Ook deze invulling van de christelijke identiteit is legitiem. De Bijbel geeft ons inderdaad een referentiekader waarmee we ontwikkelingen in onze omgeving kunnen duiden en ontdekken of deze sporen met een christelijke levenswandel.
Maar ook hier gaat het om slechts een beperkte invulling van de christelijke identiteit. Vanwege de beperktheid van dit tweede type antwoord zijn er groepen christenen die een dergelijke invulling zullen betitelen met ”verstarring” van de christelijke identiteit.
Het eerste type antwoord valt positief te waarderen vanwege het actieve element: de identiteit brengt een school in beweging door actief de misstanden in de samenleving aan te pakken. Het probleem bij dit type antwoord is echter dat veelal de Bijbelse inspiratie bedoeld of onbedoeld onbenoemd blijft, waardoor het geheel een ’vage’ indruk achterlaat: waar is God gebleven in deze identiteit?
Het tweede antwoord is mijns inziens ook positief te waarderen waar het gaat om de poging je beleid concreet te laten voeden vanuit Gods Woord. In die zin is God aanwezig in deze identiteit. Het probleem hierbij is echter dat het wel een heel defensieve vorm van identiteit is: wat kan nog wel en waar kunnen we nog wel wat mee versus wat kan niet en waar kunnen we dus niets mee.
Kern
Het grondprobleem dat ten grondslag ligt aan beide type antwoorden is echter dezelfde. In beide type antwoorden ontbreekt de werkelijke kern van de christelijke identiteit. Die kern is een Persoon: Jezus Christus en een blijde boodschap: het Evangelie. Dit brengt mij tot een derde type antwoord op de vraag naar wat de christelijke identiteit van scholen kenmerkt. Dit type antwoord is dus kort gezegd: Jezus Christus en Zijn Evangelie. Meer dan de andere twee type antwoorden ontspringt dit antwoord vanuit een persoonlijk geloof in Jezus Christus dat het licht werpt op een blijde boodschap. De vraag ”Wie ben ik?” wordt dan niet beantwoord in termen van algemeen burgerschapsfatsoen (zie antwoord type 1) of in termen van een mens- en wereldbeeld (zie antwoord type 2) maar met een belijdenis: ik ben christen, ofwel: ik ben van Christus. En dat betekent dat ik op Hem wil lijken en een blijde boodschap van genade heb uit te delen. Dit Evangelie leert ons dat het verkeerde in de mens de oorzaak is van een verbroken relatie met God en daarmee ook van misstanden in het leven en samenleven van mensen.
Maar tegelijkertijd spreekt het Evangelie van vergeving en verlossing die de grond vormen voor een herstelde relatie met God, het navolgen van Christus onder leiding van de Heilige Geest, om van daaruit te werken aan herstel op allerlei fronten in het leven van alledag. Het is deze kern die veel te weinig voor het voetlicht wordt gehaald in bijdragen rond de christelijke identiteit van scholen.
Antwoorden van het eerste en tweede type zijn, hoewel legitiem, ondertussen wel halve verhalen die te veel om de kern van de christelijke identiteit heen draaien. Het zijn deze halve verhalen die de geur bepalen die het christelijke onderwijs in het publieke debat verspreidt: een geur van vervaging en verstarring.
Amsterdam
Vergeving en verlossing zijn echter de bestanddelen die de geur moeten bepalen. Christelijke scholen dienen van déze identiteit meer werk te maken. Met docenten die getuigen van een levend geloof in Jezus Christus, hun Verlosser, hun Middelaar.
Hierin kunnen we een voorbeeld nemen aan de geur van een groep christenonderwijzers in Amsterdam waarmee ik onlangs in contact kwam. Een aantal keer per jaar komen zij bijeen om steun te zoeken bij elkaar voor het werk dat zij doen op verschillende scholen in onze hoofdstad. Zij bidden dan voor elkaar, vragen God hen bij te staan om Hem te dienen met blijdschap, zodat Zijn liefde zichtbaar wordt voor de kinderen in hun klas.
De auteur is onderwijskundige en onder andere verbonden aan Driestar educatief als onderwijsadviseur.