Cultuur & boeken

Thuis in een klassiek onderkomen

Titel: ”Erfstukken”
Auteur: Paul Witteman
Uitgeverij: CPNB, Amsterdam, 2006
ISBN 90 5965 030 1
Pagina’s: 60
Prijs: € 2,50.

15 March 2006 13:20Gewijzigd op 14 November 2020 03:33

„Eigenlijk is iedereen muzikaal.” In het Boekenweekessay ”Erfstukken” gaat tv-presentator Paul Witteman op zoek naar het geheim van muzikaliteit. Op zijn manier. Witteman komt uit een muzikale familie. De stamboom achter in ”Erfstukken” onthult een hoge concentratie aan organisten, pianisten en componisten, zij het dat die zich uitsluitend voordoet in de geslachtslijn van moeder Cilia Andriessen. „Zou er zoiets bestaan als een muzikaal familiegevoel, het gekleurde product van muzikale genen?” vraagt Witteman zich af in dit vlotgeschreven essay.

Hoewel, essay. Witteman psychologiseert er lustig op los, niet gehinderd door enige kennis van zaken op dit terrein. „Alleen bloed, zweet en tranen leiden tot excellente prestaties”, trapt hij onbekommerd een open deur in. En: „Een goede musicus wordt een talent genoemd op grond van zijn bijzondere prestaties, niet omdat een natuurlijke begaafdheid is aangetoond.” Tja, zo kun je aanleg en opvoeding simpel tegen elkaar uitspelen. Maar wie beweert er eigenlijk dat iemand met een aangeboren talent niet hoeft te studeren?

Het feit dat celbiologen het niet waarschijnlijk achten dat er zoiets bestaat als een muziekgen is al evenmin overtuigend. De mens is immers méér dan een optelsom van zijn genen. Witteman erkent zelf -in het woord vooraf nota bene- dat het kind in de buik van de moeder al ritmes en klanken in verband brengt met emoties. Hij heeft het hier over een ”aanleg” die ontwikkeld moet worden. Muziek zit dus wel degelijk in de genen, zij het dat Witteman vermoedt dat elk mens wat dat betreft een gelijke startpositie inneemt.

Later spreekt hij zichzelf lelijk tegen als hij schrijft over de ontwikkeling van zijn eigen muzikale smaak. „Lang heb ik gedacht dat ik zelf had uitgepuzzeld welke muziek ik mooi vond en welke niet. Maar die vier beduimelde boekjes met opstellen van mijn ooms Willem en Hendrik Andriessen brachten me tot de conclusie dat mijn smaak is voorgeprogrammeerd, als met de toetsen op een afstandsbediening.”

Dat de genen een geducht woordje meespreken -toch aardig dat we het woord ”geniaal” gebruiken voor uitzonderlijke prestaties- wil echter niet zeggen dat opvoeding, omstandigheden en omgeving geen dominante rol spelen bij de ontwikkeling van muzikaal gevoel. Op dat punt heeft Witteman helemaal gelijk. Hij beschrijft als „amateur-ervaringsdeskundige” hoe hij zelf in de loop van de tijd zijn muzikale huis heeft ingericht en wat muziek met hem doet. Vele uren bracht hij door op zijn favoriete plekje onder de piano, terwijl zijn moeder etudes van Chopin speelde of zijn vader begeleidde bij het zingen van liederen van Schubert. „Het waren klanken die ik nooit meer zou vergeten.”

Zelfs de frivole flirt met popmuziek in de jaren zestig bleek niet in staat de muzikale erfenis van zijn jeugd uit te wissen. Sterker nog: de herontdekking van Bachs cantates bleek de afsluiting van Wittemans „muzikale puberteit”, die tot na zijn dertigste jaar had geduurd: „Vanaf dat moment was het afgelopen met Lennon en zijn makkers, geen tijd meer voor, betere dingen te doen.”

Later besefte hij dat zijn muzikale huis „decennia geleden door anderen is ingericht, in een periode waarin ik zelf nog niet de vrijheid en de kennis had de kleuren voor de wanden uit te zoeken of de meubels aan te schaffen.” Waarmee maar gezegd wil zijn dat ook een muzikale opvoeding een leven lang blijft meespelen. En dat dat een genoegen kan zijn, ervaart Witteman tot op de dag van vandaag: „Het is een huis geworden waar ik me in thuis voel. Het is een klassiek onderkomen.”

Over John Lennon schrijft Witteman overigens een aardige anekdote. De pasgehuwde Beatle staat in 1969 met zijn echtgenote Yoko Ono vanuit een hotelbed in het Amsterdamse Hiltonhotel de pers te woord om een boodschap van vrede uit te dragen. De jonge verslaggever Paul Witteman mag er voor het blad De Tijd bij zijn. Als hij eindelijk aan de beurt is stelt hij die ene brandende vraag aan het popidool: „Houdt u ook van klassieke muziek?” Dat blijkt het geval: „Yeah, we like Stockhausen.” De „sfeervolle reportage” waarin Witteman deze „muzikale wereldprimeur” verpakte, haalt de krant echter niet. „De eindredacteur van dienst vond de mededeling niet relevant. Bovendien kende hij Stockhausen niet, dus, zo redeneerde hij, de lezers van de krant ook niet. Mijn reportage werd teruggebracht tot het onderschrift bij een foto van het demonstrerende duo.”

Het ís ook niet zo bijster interessant om te weten of iemand van klassieke muziek houdt. Belangrijker is de vraag of hij in staat is anderen enthousiast te maken voor de schoonheid van klassieke muziek. Paul Witteman kan het. Ik zal het pianoconcert in G van Maurice Ravel zo snel mogelijk proberen te pakken te krijgen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer