Tok, tok, alweer een ei
Titel: ”Klassieke muziek in een notendop. Alles wat je altijd wilde weten”
Auteur: Katja Reichenfeld
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2006
ISBN 90 351 2954 7
Pagina’s: 117
Prijs: € 9,95;
Titel: ”Kroniek van de klassieke muziek. Vier eeuwen muziekgeschiedenis”
Auteur: Alan Kendall
Uitgeverij: Gottmer, Haarlem, tweede druk, 2006
ISBN 90 257 2647 X
Pagina’s: 288
Prijs: € 29,90.Als kippen van de leg raken, is er een effectief middel om ze weer aan de praat te krijgen. Zet een plaatje met Bach of Vivaldi op. Bij een constante achtergrond van klassieke muziek produceren ze meer eieren.
Dat hebben onderzoekers aangetoond. Het is alleen de vraag of barokmuziek bedoeld is als stimulator in legbatterijen. Zelf dachten de meesters er bepaald anders over. Ze zagen hun werk als muzikale redenaarskunst, als een verhaal dat verteld, gehoord en liefst ook nog begrepen wil worden. Muziek was geen achtergrondje, maar hoorde in te grijpen in het bestaan en was een uiterst serieuze manier om met anderen te communiceren.
De band tussen muziek maken en effectief spreken is al ontdekt door de Romeinse retorica-expert Quintilianus. „Zoals we weten worden verschillende emoties opgewekt door allerlei muziekinstrumenten terwijl die niet eens kunnen spreken”, schrijft hij in zijn standaardwerk ”Institutiones oratoriae”, een handboek in twaalf delen voor redenaars, stampvol recepten voor het opzetten van een pakkend betoog. „Geef mij de kennis van de muziek, die de macht heeft om bij de mensen emoties op te wekken of te sussen”, schrijft hij.
Ongelikte beer
Het aardige is dat in West-Europa de retoricaleer van Quintilianus een belangrijke rol gaat spelen in de muziek. Rond 1600 ontdekken musici dat je met behulp van allerlei foefjes en trucjes uit de welsprekendheid een complete muzikale taal kunt samenstellen. De ”affectenleer” is geboren.
Katja Reichenfeld, kunsthistorica en muziekjournaliste, schrijft er onderhoudend over in haar ”Klassieke muziek in een notendop”. Ze maakt bijvoorbeeld duidelijk dat zonder deze muzikale retorica de muziek van Bach een gesloten boek blijft. Als de Thomascantor de evangelist in zijn Matthéüspassie laat zingen: „Und siehe da, der Vorhang im Tempel zerriss in zwei Stück”, dan leidt een zwiepende stijgende toonladder de blik van de luisteraars omhoog naar de tempel, waar het voorhang van bovenaf scheurt. En bij de woorden „bis unten aus” komt de dalende lijn. „De muziek vóór 1800 spreekt, de muziek uit de tijd daarna schildert”, typeert de musicoloog en dirigent Nikolaus Harnoncourt raak.
Reichenfeld werpt interessante blikken in de grote wereld van de klassieke muziek, licht het begrip klassiek toe en gaat in op de diverse stijlperioden. Je leest bij haar over het succes van Beethoven, die als een ongelikte beer in het park dwars door een groep adellijke dames en heren heenwandelt - zijn wandelgenoot Goethe doet keurig een stapje opzij. Of over de frustraties van Schubert, die zijn mindere succes graag vertaalt in het beeld van een onbegrepen en eenzame romanticus:
opmaak, gedicht coderen aub
Ginds buiten het dorp, daar staat een orgelman
En met verkleumde vingers draait hij wat hij kan
Blootsvoets staat hij op de ijskoude grond en wankelt
En zijn kleine bordje blijft steeds maar leeg.
xx
Klavecimbel
De ontwikkeling van de historische uitvoeringspraktijk in de twintigste eeuw blijkt een ware revolutie. In de jaren twintig raakt de jonge Duitse componist Paul Hindemith hevig geïnteresseerd in historische instrumenten, wat later zal leiden tot de oprichting van een barokorkest aan de universiteit van Yale. Ongeveer in die tijd verzamelt de Belgische violist Arnold Dolmetsch in Engeland allerlei historische instrumenten en laat blokfluiten bouwen. De Poolse Wanda Landowska wordt wereldberoemd op een instrument dat tot dan alleen nog maar op zolders werd aangeknaagd door houtworm: de klavecimbel.
De historische uitvoeringspraktijk slaat als een prairiebrand om zich heen. Proberen te achterhalen hoe oude muziek vroeger geklonken heeft, liefst op zo authentiek mogelijke instrumenten: het wordt de norm voor nieuwe generaties. Reichenfeld: „De grote betekenis van de historische uitvoeringspraktijk was en ís dat er in het hele gebied van de uitgevoerde klassieke muziek werd afgerekend met de onkritische instelling waarmee musici veel te lang waren blijven varen op de koers van het gestroomlijnde romantische klankideaal.”
Kijkboek
De notendop -illustraties zijn er niet- leest plezierig weg en nodigt door de beschouwende manier van schrijven uit tot overpeinzingen. Dat is niet het geval bij de veel forsere ”Kroniek van de klassieke muziek”, geschreven door Alan Kendall, een zanger die zijn opleiding ontving aan King’s College in Cambridge en die diverse historische en musicologische naslagwerken op zijn naam heeft staan. Eerder werkte hij mee aan de vierdelige ”Heritage of Music” voor Oxford University Press (1989).
De kracht van de kroniek, een herdruk, ligt in de vele en fraaie kleurenillustraties. Het is een echt kijk- en bladerboek, een naslagwerk ook. Vierhonderd jaar muziekgeschiedenis passeert de revue, opgehangen aan een uitgebreide reeks jaren en feiten. Van de vroegste opera’s in Italië tot de benoeming van Sir Simon Rattle tot chef-dirigent van de Berliner Philharmoniker in 2002. In het uitvoerige biografische register valt veel nieuws te leren -ooit van Jacopo Corsi en Rober Carver gehoord?- al mis ik de naam van de belangrijke kerkmusicus Hugo Distler.