Christelijke ethiek belangrijk voor poldermodel
AMSTERDAM - Bekende protestantse ondernemers en werkgevers in de 18e en de 20e eeuw kozen zonder uitzondering voor overleg met de arbeidsbeweging. Ze vermeden de harde confrontatie. „In die zin heeft de christelijke ethiek in belangrijke mate bijgedragen aan het poldermodel.”
Het historisch documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft onderzoek verricht naar vragen over de relatie tussen levensbeschouwing en de christelijk sociale beweging. Dr. R. E. van der Woude coördineerde, samen met zijn collega drs. P. Werkman, een boek dat vanmiddag aan minister-president Balkenende is overhandigd. Daarin zijn biografieën opgenomen van zestien markante protestantse werkgevers die hun sporen verdienden in bedrijfsleven, werkgeversorganisaties en vaak ook in kerk, maatschappij en politiek.In de bundel staan beschrijvingen van onder meer bankier Pierson, politicus-ondernemer Colijn, scheepsbouwer Verolme, baggeraar Van Oord, verffabrikant Groen en werkgevers-econoom De Pous. Van alle bekende geportretteerde lieden is alleen ex-Melkunietopman Timmer nog in leven.
De ondernemers waren gereformeerd, hervormd, luthers, doopsgezind en vrijzinnig. „Alleen de bevindelijke hoek ontbreekt”, aldus Van der Woude. Hij betreurt dat. „Het is ondanks verschillende pogingen van onze kant niet gelukt om Jan Baan in de serie op te nemen.”
De gedachte dat Cornelis Verolme tot de bevindelijk gereformeerden kan worden gerekend, heeft Van der Woude tijdens de totstandkoming van het boek laten varen. „Daar kun je veel vraagtekens bij plaatsen. Ondanks vrome boodschappen in zijn bedrijfsblad nam hij al vroeg afstand van de hervormde kerk en stapte over naar de Remonstrantse Broederschap. Hij was een liefhebber van de losse cultuur in Zuid-Amerikaanse landen en hield er ook een tijdlang een maîtresse op na. Het beeld dat velen van hem hebben, klopt niet.”
Waarin onderscheidden de protestantse werkgevers zich?
„Opvallend is dat ze, of ze nu manager waren of zelfstandig ondernemer, in de omgang met de arbeidsbeweging eerder de weg van het overleg kozen dan het pad van de harde confrontatie. Ze zochten een vorm van het poldermodel, waarbij de overheid op enige afstand diende te blijven. De Pous bijvoorbeeld had niet voor niets de bijnaam Jan Compromis. Daarmee onderscheidden deze werkgevers zich van hun liberale collega’s, die veel meer een harde lijn voorstonden.”
Hoe gaven ze hun overtuiging gestalte binnen de onderneming?
„Deze mensen waren allemaal actief binnen de christelijk sociale beweging en daaraan verwante organisaties. Ze zetten zich in voor meer sociale zekerheid voor hun werknemers, bijvoorbeeld door het oprichten van pensioenfondsen. Ze hadden oog voor hun personeel.”
Wat deden ze met hun persoonlijke overtuiging in contacten met de werknemers?
„De meesten waren erg terughoudend met het publiekmaken van hun geloof.”
Toch waren er uitzonderingen, zo blijkt uit de inleiding van het boek door prof. dr. C. A. Davids. Willem Hovy (1840-1915) liet in zijn brouwerij De Gekroonde Valk regelmatig Bijbellezingen houden. En Pieter Groen, die aan de wieg van het GMV stond, deelde in zijn verffabriek brochures uit waarin hij zijn ideaal van het bedrijf als geloofsgemeenschap deelde.
Waren deze mannen ook de voorlopers van de huidige trend van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?
„De kerk liet men links liggen in sociaal economische debatten, maar in hoeverre er goede doelen werden gesteund, is niet bekend. Daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn. Wel weten we dat Groen de continuïteit van de onderneming sterk benadrukte en iemand als Timmer ging er prat op dat er in zijn bedrijf, ondanks allerlei reorganisaties, nooit gedwongen ontslagen waren gevallen.”
In het boek wordt ook Colijn genoemd. Niemand kent hem toch als ondernemer?
„Velen weten niet dat hij ooit actief was voor het Nederlandsch-Indisch Grondsyndicaat. Zonder te veel succes overigens. Colijn staat bekend als een keiharde man, hij heeft een granieten uitstraling. Maar wij hebben duidelijke aanwijzingen dat hij toch ook een veel praktischer politicus was dan velen denken. Hij sprak wel altijd over bezuinigingen en aanpassingen, maar voerde die vaak niet uit. Er ging van hem in de sociaaleconomische discussies een duidelijke dempende invloed uit.”
Mede naar aanleiding vanl: ”Geloof in eigen zaak. Zestien markante protestantse werkgevers in de negentiende en de twintigste eeuw”, onder redactie van Paul E. Werkman en Rolf E. van der Woude.