Vriend én vijand zit in Guantanamo
SAN JUAN (AP) - Een geharde jihadstrijder die graag Amerikaanse soldaten wil doodschieten; een Afghaanse boer die zich alleen maar zorgen maakt of zijn gezin wel te eten heeft; een vermogende Londenaar die zegt voor de Britse geheime dienst te hebben gespioneerd.
De namen van deze personen, plus die van tientallen andere mannen die sinds de terreuraanslagen van 11 september 2001 zijn opgepakt en in Guantanamo gedetineerd, zijn voor het eerst bekend geworden uit de transcripties van verhoren die het Pentagon aan het persbureau Associated Press heeft vrijgegeven. Hun verhalen maken duidelijk hoe moeilijk het na vier jaar nog steeds is om uit te maken wie een terrorist is en wie per ongeluk in het net van de oorlog tegen het terrorisme terecht is gekomen.Mensen van allerlei pluimage werden opgepakt en naar de gevangenis op de Amerikaanse marinebasis op Cuba overgebracht, waar de meesten al jaren vastzitten zonder dat er een aanklacht tegen hen is ingediend - van landarbeiders tot miljonairs, van ongeletterde dorpelingen tot academici. Het is bekend dat conventionele strijdkrachten die geconfronteerd worden met een guerrilla moeite hebben vriend van vijand te onderscheiden. Maar de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme is uniek, omdat die over de hele wereld wordt uitgevochten tegen vijanden die niet alleen opereren vanuit de schaduwen van het Hindu Kushgebergte in Afghanistan en de stegen van Islamabad, maar ook vanuit wijken van Madrid, Londen en Jakarta.
In Afghanistan is het vrij normaal dat mannen een geweer dragen. Tenzij ze op heterdaad worden betrapt bij het schieten op Amerikaanse soldaten is het moeilijk om boeren van strijders te onderscheiden. „Ze zijn allemaal gewapend”, zegt Joh Pike van GlobalSecurity.org, een Amerikaanse denktank voor militair beleid. „Zonder wapen zouden ze problemen krijgen. Je hebt daar vetes tussen clans. Ze zouden zich naakt voelen zonder wapen.”
Sommigen zeggen dat ze gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren. Een man uit Jemen, Hussein Salem Mohammed, vertelde dat hij zich had aangesloten bij een groep fanatieke moslims in de hoop Europa te kunnen bereiken en daar de vluchtelingenstatus te krijgen. „Ik hoorde er niet echt bij”, zei hij. „Ik wilde hen alleen gebruiken om weg te komen (uit zijn geboorteland).”
Slechts een klein aantal van de gevangenen geeft openlijk toe dat ze de wapens hebben opgenomen tegen de Amerikanen. Een van hen is Hakim Bukhary, een gedetineerde uit Saudi-Arabië. Hij vertelde op zijn zitting voor het militaire tribunaal dat hij in de jaren ’80 in Afghanistan had gevochten tegen de Sovjetbezetters en daarna opnieuw naar Afghanistan was gegaan om de Amerikaanse troepen te bestrijden die daar na 11 september waren binnengevallen. Bukhary zei dat hij er in Amerikaanse gevangenschap anders over is gaan denken en nu helemaal voor democratie is. Of het tribunaal daar geloof aan hechtte werd uit de transcriptie niet duidelijk.
Andere gedetineerden werden ver van het actuele strijdtoneel gearresteerd. Bisher al-Rawi bijvoorbeeld, een zoon van welgestelde Iraaks-Jordaanse ouders in Londen, werd gearresteerd bij aankomst in het Afrikaanse land Gambia. Hij werd ervan beschuldigd in Londen onderdak te hebben verschaft aan de radicale Jordaanse geestelijke Abu Qatada. Videobanden met preken van Qatada werden aangetroffen in het appartement in Hamburg waar drie van de vliegtuigkapers van 11 september 2001 hebben gewoond. Al-Rawi werd geclassificeerd als „vijandige strijder”, een door de regering-Bush geïntroduceerde status die volgens haar geen recht geeft op de bescherming die krijgsgevangenen volgens de Conventie van Genève dienen te krijgen. Al-Rawi zei tegen zijn militaire ondervragers dat hij onschuldig was en de Britse geheime dienst MI5 had geholpen de moslimgemeenschap in Londen in de gaten te houden. De voorzitter van het tribunaal zei tegen Al-Rawi dat zijn verhaal door de Britten niet werd ondersteund. „De Britse regering zei niet dat er geen relatie was, zij wilde het niet bevestigen of ontkennen”, aldus de voorzitter, wiens naam in de transcriptie was zwart gemaakt. „Dat betekent dat ik alleen uw woord heb over wat er is gebeurd.”
Uit de transcripties is niet op te maken of Bukhary, Al-Rawi of enige van de andere 317 gedetineerden die voor een militair tribunaal hun verhaal hebben gedaan nog altijd vastzitten in Guantanamo. Het leger geeft geen inlichtingen over individuele zaken.
Wat wel duidelijk uit de documenten naar voren komt is dat het vrijgegeven bewijsmateriaal telkens weer bijzonder weinig houvast biedt, zowel voor de ondervragers als voor de gedetineerden. Ooggetuigen zijn niet te bereiken, getuigenissen kunnen onbetrouwbaar zijn en onbeantwoordbare vragen, zoals of een gedetineerde de Verenigde Staten zou aanvallen als hij werd vrijgelaten, blijven in de lucht hangen. Sommige analisten zeggen dat deze onduidelijkheid inherent is aan het type oorlog dat gevoerd wordt.