Cultuur & boeken

Barnard krabbelt waar het jeukt

Titel: ”Een dubbeltje op zijn kant. Dagboeken 1945-1978”
Auteur: Willem Barnard
Uitgeverij: De Prom, Baarn, 2005
ISBN 90 6801 174 X
Pagina’s: 190
Prijs: € 19,90.

J. Maasland
1 March 2006 07:57Gewijzigd op 14 November 2020 03:31

In 2004 verscheen van Willem Barnard ”Anno Domini. Dagboeken 1978-1992”. Onlangs werd het deel gepubliceerd dat in tijd hieraan voorafgaat: ”Een dubbeltje op zijn kant, Dagboeken 1945-1978”. Het omvat grotendeels de periode dat hij dienstdoend predikant was in Hardenberg, Nijmegen en Rozendaal. Dagboekschrijven is hetzelfde als wat de hond doet: krabbelen op plaatsen waar het jeukt, zo merkt de auteur niet zonder gevoel voor humor op. Het is eigenlijk ook weer niet de publicatie van zijn dagboek, erkent Barnard. Het is meer een verzameling aantekeningen uit zijn dagboek. Het is daarom ook geen kroniek van een leven. Het gaat om „nogal toevallige notities.” Misschien zijn ze de moeite waard „voor deze en gene die ook, nu meer dan ooit, met een mond vol tanden staat.”

Het boek staat weer vol met Barnards getob over de ambtspraktijk. Hij is te veel een solist om in een geordend en geolied systeem te functioneren. Meer nog: de combinatie dominee én dichter is geen reële mogelijkheid gebleken. Zo’n dubbelbestaan is zo veel als een voortdurend dubbeltje op zijn kant.

Er wordt veel en heftig gekrabbeld, want er is vaak jeuk. De theologen en de theologie zijn nogal eens het mikpunt van zijn ongenoegen. Als een professor in 1963 „met een blijde blakende helderheid van verstand” opmerkt dat je de verhalen uit de Bijbel niet letterlijk en daarom slechts symbolisch kunt lezen wat hem betreft, is de toornende reactie: „De lummel met zijn wetenschappelijke hoed op. Nooit is hem iets gedaagd van waar licht van wijsheid. Hij is een cerebrale stokvis, een aangekleed intellect.”

Als in diezelfde jaren de theologische vijver in rep en roer is door het „boekje” van de bisschop -John. A. T. Robinson, ”Honest to God”- vragen theologen zich af hoe wij ons moeten voorstellen dat God tot Abraham heeft gesproken. Barnard: „Ik meen dat ze daar niets mee te maken hebben. Dat is de ontoegankelijke realiteit achter de Schrift.”

Over het taalgebruik van sommige ’geleerde’ theologen: „Ze maken elk gesprek onmogelijk door hun fetisjisme met woorden. Ik heb er een onheilig, maar heilzaam plezier in te doen of mijn neus bloedt en gewoon Nederlands te spreken.”

Barnard erkent ook eerlijk weinig te hebben met een landelijke kerkorganisatie. Het is wel je ouderlijk huis, maar hoe gaat dat met een ouderlijk huis. Het spraakgebruik, de beleidslijnen, de uitgangspunten van dat grote wazige ding dat ”de (Hervormde) Kerk” heet, zijn hem vreemd. Voor Barnard telt en geldt wat er ter plekke gebeurt: er komen mensen om de Bijbel heen staan als daaruit voorgelezen wordt en ze zingen en ze worden erdoor op gepaste wijze vervreemd van deze (denk)wereld die ons omklemt. De kerk is voor hem hoogstens van belang „als bond ter bevordering van het samenscholen om de bijbel.”

Diepborend
Wat het lezen in Barnards dagboeken vaak tot zo’n boeiende bezigheid maakt, is zijn scherpe en diepborende visie op de tijd en de cultuur. In 1975 verbaast hij zich over de mentaliteitsverschuiving in Nederland. Wat daar allemaal maar ’gewoon’ wordt gevonden, tegenwoordig! Maar hij heeft er een verklaring voor: „Die verandering is minder abrupt dan men menen zou. Het is eigenlijk een omgekeerd calvinisme wat zich laat gelden. De hervormer leerde ons dat alle mensen voor God gelijk zijn. De modernen houden ons voor dat ’god’ (ofwel: datgene wat voor ons als heilig geldt) voor alle mensen gelijk dient te zijn. Dat betekent: niemand mag iets heilig achten wat zijn buurman niet heilig acht. Voor mij mag geen boom eerbiedwekkend zijn of er komt onmiddellijk iemand tegen aanpiesen.”

Waarom zou je vandaag nog theologie gaan studeren, welzijnswerker is toch ook een mooi vak? Barnard: „In deze verschrikkelijke aardbeving van de cultuur, nu alles van zijn voedingsbodem wordt beroofd, zullen enkelen het moeten volhouden te leven voor de klassieke beseffen. Dat zijn de ’geologen van onze voedingsbodem’. Ze lezen Hebreeuws, Grieks en Latijn en zorgen ervoor dat het antieke besef (waarin zich, maar dat is een confessie, de beslissende strijd der geesten heeft afgespeeld) niet verloren gaat. Ze weten wat er ten grondslag ligt, wat vóór de zondvloed kwam. Ze houden iets beschikbaar waar men op zoek naar waarheid altijd weer op terug zal komen.”

Auto’s
Deze visie op cultuur lijkt tot in de hoogste wetenschappelijke regionen vandaag teruggelegd in de oude doos. Ze zal door velen gelezen worden als gezeur van een oude en wereldvreemde man.

Barnard schetst soms een zo’n rampscenario van de tijd en de wereld waarin hij leeft, dat je wel gaat denken: wat een lijden moet zijn bestaan menig keer (geweest) zijn. Hoe houdt hij het vol en welke tip geeft hij zijn ziels- en geestverwanten? „Contact blijven houden met beseffen die blijven moeten. Klassieken lezen en zoiets onontbeerlijks levend houden. Vooral: kanttekeningen bij de Schriften. Gedichten. Mijzelf zijn met pen en inkt…”

Niet dat Barnard het hele boek door klaagt en zwaarwichtig zucht onder de misère van de wereld om hem heen. Sprankelende humor en flitsende doordenkers maken het lezen soms tot een verrassing. Ik geef daar ten slotte nog enkele staaltjes van.

Auto, straaljager en bromfiets kunnen rekenen op zijn ongenoegen. „De auto, dat onding, symbool van de onrust, bepaalt alles.” Of elders in het boek: „Er is eigenlijk nooit een treffender symbool van de zondeval geweest dan de auto.”

Als in 1966 een actie op touw wordt gezet voor de honger in India, acht Barnard het beter om twee straaljagers minder aan te schaffen. Dat zou hier ook meteen de geestelijke volksgezondheid ten goede komen.

Nog een ergernis waar het menig keer jeukt: de televisie, ”huisbezoek door onbevoegden.”

Ten slotte, hij heeft het niet begrepen op al die aparte weken in de kerk: vredesweek, gezinsweek, zendingsweek, Israëldag. „Ik ben wars van dat pseudo-kerkelijk jaar, beu van die massale directieven. Ik houd van goede voeding, niet van peppillen. Alle vitaminen komen aan de orde als men goede voeding nastreeft.”

Barnard is en blijft een boeiende en bijzondere vogel in de volière van theologenland en dichtersbent.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer