Vondeling meestal op veilige plek achtergelaten
UTRECHT - De Raad voor de Kinderbescherming (RvK) krijgt gemiddeld twee keer per jaar te maken met te vondeling gelegde baby’s. In vergelijking met bijvoorbeeld Duitsland, waar dat aantal vele malen hoger ligt, valt dat mee, vertelde een woordvoerster naar aanleiding van de vondst van een dag oude baby in Vlaardingen vrijdag.
In 2002 waren het er twee, 2003 was een piekjaar met vijf vondelingetjes. In 2004 werd geen enkel kindje gevonden en vorig jaar een.Een van de redenen dat dit aantal relatief laag blijft, is volgens de RvK het aanbod van laagdrempelige psychosociale hulp. Ouders die ongewenst zwanger worden of geen uitweg zien om de baby te houden, kunnen gratis terecht bij de FIOM en de VBOK. Deze instanties bieden hulp, advies, verwijzen door en helpen bij eventuele adoptie.
Ouders van vondelingetjes, meestal gaat het om een ongehuwde moeder, hebben in hun beleving ernstige problemen. Ze handelen vaak in paniek of in een roes. De redenen om het kind toch ergens achter te laten, zijn volgens de RvK divers. De moeder is bijvoorbeeld slachtoffer van incest of verkrachting, ze is bang voor de strikte normen die de familie heeft over seksualiteit, is bang voor de eigen partner omdat deze niet de vader is van het kind, ze wordt bedreigd, heeft angst haar baan te verliezen of is bang voor uitzetting of illegaliteit.
De angst voor de reactie van de familie, met name van de ouders, is bij alle typen bevolkingsgroepen aanwezig, aldus woordvoerster Georgette Ledegang van de VBOK. „In een tv-praatprogramma waarin ik onlangs optrad, gingen meer dan tien van de zestien vragen van kijkers over déze vraag.”
Moeders hopen dat hun kind snel wordt gevonden. „Mensen laten een vondeling over het algemeen altijd achter op een veilige plek waar hij snel kan worden gevonden, zoals in Vlaardingen, waar ook nog voor de zekerheid is aangebeld”, aldus de RvK-woordvoerster.
Bij de vondst van een achtergelaten kindje treedt een vaste procedure in werking. Het kindje wordt eerst in een ziekenhuis of bij een huisarts onderzocht. „Maar bijna altijd is het kind goed verzorgd achtergelaten, in een dekentje gewikkeld en op een plaats achtergelaten waar het wel snel móet worden gevonden.” Als voorbeeld noemt de woordvoerster een bushokje, een ziekenhuis of net als vrijdag in Vlaardingen bij een huisarts op de stoep.
De burgemeester van de vindplaats geeft het kind aan bij de burgerlijke stand en regelt een geboorteakte. Omdat het te vondeling leggen een strafbaar feit is, gaan politie en justitie meteen op zoek naar de ouders. In de tussentijd vraagt de RvK bij de rechter een voorlopige voogdij aan. „Iemand moet gezag hebben voor het geval dat er bijvoorbeeld medische beslissingen moeten worden genomen.” Die voogdij krijgt dan het Bureau Jeugdzorg, die het kind tijdelijk in een pleeggezin onderbrengt.
Na drie maanden, waarin politie en justitie de tijd hebben gehad om de ouders te achterhalen, beslist de rechter opnieuw over de voogdij. Zijn de ouders niet gevonden, dan gaat het kind naar een pleeggezin en kan het eventueel worden geadopteerd.
De RvK en het Bureau Jeugdzorg waken daarbij over de privacy van het kind. „Vroeger werd zo’n kind vernoemd naar de vindplek. Dus bijvoorbeeld Catharina van Woensel als het in het Catharina Ziekenhuis in Woensel was achtergelaten. We zijn daar nu een beetje van afgestapt omdat een kind zo makkelijk te traceren is als vondeling”, vertelt de RvK-medewerkster. „Soms wordt het vernoemd naar diegene die het kind vond of naar een begeleider, maar we kijken ook naar het uiterlijk. Een baby met een donker uiterlijk krijgt een internationale naam.”
Vindt de politie de ouders van de vondeling, dan zorgt de RvK voor begeleiding bij de FIOM en VBOK. In de geschiedenis van de VBOK is dit slechts enkele keren voorgekomen, aldus Ledegang. Dat kan leiden tot hulp bij opvoeden, tijdelijke plaatsing in een pleeggezin of afstand nemen van het kind en adoptie. Justitie bepaalt of de ouder(s) voor vervolging in aanmerking komen.