Indonesische handel in nootmuskaat op z’n retour
De handel in nootmuskaat is in Indonesië op z’n retour na vijf ’topeeuwen’, waarin de specerij aan de wortel stond van oorlogen, bloedbaden en uiteindelijk de kolonisatie van het land. Midden jaren ’90 produceerde Indonesië per jaar 10.000 ton nootmuskaat, vorig jaar was dat nog minder dan 6000 ton.
„Zoals het nu gaat, verdwijnt Indonesië langzaam uit de nootmuskaathandel”, stelt topman Kees Valk van P.T. Unipro Indonesia, een van ’s werelds grootste handelsbedrijven in deze specerij. Valk wijt dat aan het slechte weer van de afgelopen jaren, de politieke onrust, toenemende concurrentie en het amateurisme van plaatselijke bedrijfjes. Die hebben moeite met het handhaven van kwaliteitsregels en met het onderhouden van hun plantages. De muskaatnoot is het zaad van de vijftien meter hoge boom.
Ironisch genoeg zijn het vooral de vroegere Britse kolonies - zoals Grenada, India en Sri Lanka - die Indonesië op de nootmuskaatmarkt aan het verdringen zijn. Vier eeuwen geleden was de specerij net zoveel waard als goud, omdat Europese artsen het gebruikten tegen de pest, impotentie, depressie en voor het conserveren van vlees.
Halverwege de 17e eeuw hadden de Nederlanders de Portugezen en Britten verdreven van de Indonesische Banda-eilanden, waar de nootmuskaat vandaan komt. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) dreef handel, maar deed dat op bloedige wijze. Elke tegenstand van de plaatselijke bevolking werd de kop ingedrukt, onder meer door de Banda-bewoners als slaven te verkopen. In mei vorig jaar is daar overigens bij de viering van vierhonderd jaar VOC in Amsterdam nog heftig tegen geprotesteerd.
Aan het Nederlandse monopolie op de nootmuskaathandel kwam begin 19e eeuw een einde toen Java tijdelijk onder Britse heerschappij kwam te staan. De Britten grepen hun kans en plantten nootmuskaatbomen in hun eigen koloniën, zoals Sri Lanka, India en Grenada.
De afgelopen eeuw waren Indonesië en Grenada de belangrijkste leveranciers van nootmuskaat, dat steeds minder als tovermedicijn maar meer als smaakmaker in voedsel werd gebruikt. Grenada levert nog steeds niet zoveel als Indonesië, maar heeft zijn zaken prima voor elkaar (wetenschappelijk onderzoek, het toepassen van strenge veiligheidsnormen en vertegenwoordigers in de VS en Europa), zegt ondernemer Valk. De Banda-eilanden zijn al lang niet meer de belangrijkste bron van de specerij. De plantages zijn de afgelopen decennia flink verwaarloosd.