Orakeltaal op Soestdijk
De tranen liepen koningin Juliana over de wangen. „Toch houdt u van hem”, had premier Drees tegen haar gezegd, „en daarom is de situatie zo moeilijk.” De vorstin antwoordde dat ze prins Bernhard „daarom juist alles zo verschrikkelijk kwalijk nam.”
Tijdens dit gesprek over de kwestie-Hofmans was de crisis in het Koninklijk Huis in volle gang. De gebedsgenezeres was in 1948 op Paleis Soestdijk geïntroduceerd door prins Bernhard om de oogziekte van prinses Marijke te behandelen. Helpen deed het niet. Integendeel. De komst van Hofmans luidde een verwijdering in tussen Juliana en Bernhard, die bijna uitliep op een echtscheiding.De gemoederen liepen hoog op tussen beide zijden van het paleis. Juliana wilde dat haar man en zijn secretariaat zouden verdwijnen uit Soestdijk. Bernhard wilde op zijn beurt de koningin ontzetten uit de ouderlijke macht.
Minister-president Drees had er zijn handen vol aan. En dat terwijl de wederopbouw van Nederland zijn volle aandacht vroeg. Door terughoudendheid te betrachten in de zaak-Hofmans, zorgde Drees ervoor dat een onbeheersbare escalatie uitbleef. Waar anderen hem aanraadden krachtig in te grijpen, ging de premier confrontaties met het staatshoofd liever uit de weg, schrijft zijn biograaf H. Daalder in ”Drees en Soestdijk. De zaak-Hofmans en andere crises 1948-1958”. Dat neemt niet weg dat Drees soms zeer persoonlijke gesprekken voerde met de vorstin. Als voorbeeld daarvan noemt Daalder de hierboven vermeldde conversatie.
Maagkwaal
Hoewel Drees ontzaglijk veel tijd heeft gestoken in de crisis rond Hofmans, heeft hij de genezeres zelf maar tweemaal gesproken. Koningin Juliana beval haar in 1949 bij de premier aan omdat ze dacht dat het medium hem van een maagkwaal kon afhelpen waar hij al een leven lang mee te kampen had. Ze stelde Hofmans en Drees ten paleize aan elkaar voor en liet hen beiden daarna alleen.
De premier maakte met haar een afspraak voor een nader gesprek op het ministerie van Algemene Zaken. Aan dat onderhoud hield Drees een nare bijsmaak over, getuige zijn aantekeningen van de ontmoeting. Het bleek hem dat Hofmans, „zij het in vage bewoordingen”, politieke invloed wilde uitoefenen. Het medium schroomde niet tussen de regels door te laten merken hoe de koningin over de tweede politionele actie in Indonesië dacht.
Nadat ze iets over de koloniale strijd had opgemerkt, ging Hofmans verder „in een orakeltaal, die mij niet veel wijzer maakte”, noteerde Drees. Ze vroeg hem zelfs of hij niet wilde opschrijven wat ze zei. Met tegenzin voldeed de premier aan haar verzoek. „Het is goed”, aldus Hofmans, „dat de minister-president zich realiseert dat alles in kosmisch bestek besloten ligt en de mens tot op zekere hoogte vrijheid is gelaten, doch deze vrijheid tot een obstakel heeft gemaakt van de meest onterende zelfvernedering. Ingrijpen vanuit het kosmisch beleid is daarom noodzakelijk geworden en ieder die niet mee in deze wending treedt, naar zijn beste vermogen en hoogste verantwoordelijkheid aan God, wordt afgenivelleerd tot aan de afvloeiingen van der mensen vermogens van waarnemen, inzetten en beleid.”
Drees ging niet op het gezwets in, maar hoorde haar onbewogen aan. „Ze had mensenkennis genoeg om tenslotte te zeggen: „Ik merk wel op welke weerstand ik hier stuit””, vermeldt de minister-president. De rest van zijn leven heeft hij haar niet meer gesproken.
Hofmans werd in 1956 gedwongen haar banden met koningin Juliana te verbreken. De vorstin liet haar overigens niet zonder slag of stoot gaan, beschrijft Daalder. Er moest twee keer een commissie van drie wijze mannen aan te pas komen voordat Juliana instemde met een reorganisatie van haar hofhouding, die onder meer de verwijdering van de gebedsgenezers omvatte.
Versnipperen
Daalder baseert zijn boek ”Drees en Soestdijk” voor een belangrijk deel op twee mappen met knipsels en aantekeningen die hij in mei 1973 van Drees kreeg. De oud-premier wenste de paperassen eigenlijk te versnipperen, maar dat wist zijn biograaf te voorkomen. De Leidse politicoloog wilde de gegevens aanvankelijk verwerken in het vierde deel van zijn uitgebreide biografie over Drees. Na uitwerking bleek het manuscript dermate omvangrijk dat Daalder het heeft omgewerkt tot een apart boek.
Net als de twee al verschenen delen van de Dreesbiografie is ook dit boek zeer gedetailleerd. Daalder citeert uitgebreid uit dagboekaantekeningen van betrokkenen, notulen van de ministerraad, briefwisselingen tussen bewindspersonen onderling en met het Koninklijk Huis en uit persartikelen. Wie snel wil weten hoe de Hofmansaffaire zich ontwikkelde, kan daarom beter een ander boek nemen. Wie precies wil weten wanneer Drees welke brief schreef aan Juliana en in welke verwikkelingen bijvoorbeeld minister Beyen van Buitenlandse Zaken verzeild raakte, zal Daalders boek beschouwen als goudmijn.
Drie koninginnen
Geïnteresseerden die aan Daalders boek nog niet genoeg hebben, worden door de auteur verwezen naar de studie van historicus C. Fasseur die deels over dezelfde kwestie gaat (te verschijnen in 2009) en naar het vierde deel van de Dreesbiografie. In dat slotdeel zal de politicoloog dieper ingaan op Drees’ contacten met het Koninklijk Huis.
Ondanks alle problemen die de premier met koningin Juliana had meegemaakt, bleef hij positief over de vorstinnen die hij heeft gekend. In zijn laatste brief aan Daalder schreef Drees in 1999: „Interessant is intussen buiten de zuiver politieke kwesties dat ik (…) contacten had met drie koninginnen, met wie de verhoudingen merkwaardig goed zijn geweest.”
Titel: ”Drees en Soestdijk. De zaak-Hofmans en andere crises 1948-1958”
Auteur: Hans Daalder
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2006
ISBN 90 5018 739 0
Pagina’s: 285
Prijs: € 19,50.