Maak Woord en Geest niet van elkaar los
Het losmaken van Woord en Geest van elkaar vormt een bedreiging voor de kerk, stelt ds. C. Harinck, in reactie op een artikel van drs. Doornenbal in de krant van maandag naar aanleiding van een recensie over het boek ”Gave voor de gemeente”.
Drs. Doornenbal verwijt mij een eenzijdige en onjuiste recensie van het boek ”Gaven voor de gemeente”. De beschuldigingen die hij aan mijn adres uit nopen mij tot een reactie.Allereerst moeten drs. Doornenbal en de lezers weten dat ik een boek van 255 bladzijden moest recenseren met een ruimte van 600 woorden. Dit vraagt om beperking. De voornaamste zaken zoek je dan aan de orde te stellen.
Het eerste bezwaar van drs. Doornenbal is dat ik het uitgangspunt en de teneur van het boek verkeerd weergeef door te stellen dat men te veel van een reeds vastgestelde mening uitgaat. Ik baseerde dit onder meer op de openingszin van het boek, die uitspreekt dat het ontbreken van de gaven en krachten van de Geest niet ligt in het feit dat de Geest deze bijzondere gaven niet meer schenkt, maar komt doordat de kerk lijdt aan een gebrek aan de Heilige Geest. Ik heb natuurlijk ook gelezen dat hier teruggegrepen wordt op een uitspraak van de Hervormde Synode, maar ik heb vooral gelezen wat er staat, namelijk dat men vanuit dit vertrekpunt dit boek heeft geschreven.
Ik heb inderdaad verder gesteld dat ik mij verbaas over het gemak waarmee de visie van de Reformatie dat de ’bijzondere’ Geestesgaven zijn opgehouden als een manco, armoede, beperkte kennis en misvatting wordt afgedaan. Deugdelijke en Bijbelse argumenten voor dit standpunt kom ik in dit boek niet tegen.
In de nieuwtestamentische bijdrage worden tongentaal en profetie natuurlijk besproken. Dat deze gaven hebben bestaan zal niemand die de Bijbel aanvaardt bestrijden, zomin als iemand zal bestrijden dat het werk van de apostelen en anderen vergezeld is gegaan van wonderen en tekenen. (Markus 16). De vraag is of de Heilige Geest dit nog steeds doet.
Ik heb de hoofdstukken die drs. Doornenbal daaraan wijdt natuurlijk gelezen, maar ik heb tevens met enkele zinnen de zwakte van zijn argumenten willen aanwijzen. Hij wijst erop dat de bijzondere Geestesgaven zoals profetieën, tongentaal en krachten om duivelen uit te drijven door de eeuwen heen wel in de kerk zijn gebleven. Hij baseert dit op stromingen en personen zoals het montanisme, de priscillianen, de thomisten, Symeon de Dwaas, Hildegard, Filippus Neri enzovoort. Dit noemde ik zwakke argumenten, omdat het stromingen en personen betreft die buiten de kerk stonden.
Hij stelt ten slotte dat ik er geen oog voor heb dat zelfs dr. John Owen naar de Geestesgaven verlangde. Natuurlijk verlangde John Owen naar de gaven van de Geest. De kerk dankt haar ontstaan en voortbestaan aan die gaven. Maar over de openbaringsgaven van profetie en tongentaal is Owen duidelijk. Hij zegt na bespreking daarover: „En deze aanwijzing toont aan dat de gift extra-ordinair was en nu opgehouden is; ofschoon er een voortduur is van gewone gaven” (Owens werken, deel 4, ”Of spiritual gifts”, blz. 470).
Tot slot: weten de ijveraars voor profetie en tongentaal wel wat het betekent om te stellen dat er nog steeds openbaringsgaven zijn en dat God dus direct en buitenom Zijn Woord nieuwe openbaringen geeft aan mensen? De Reformatie had hier geen manco, maar heeft op grond van de Schrift Woord en Geest bij elkaar gehouden. Ik vrees voor de kerk wanneer en op welke manier dan ook, Woord en Geest van elkaar worden losgemaakt. De canon is gesloten, de Schrift is volmaakt; wat naar dit Woord niet is zal geen dageraad hebben.
De auteur is emeritus predikant en publiceerde eerder over de charismatische beweging.