„Productiviteitsgroei in West-Europa taant”
GRONINGEN - Ondanks voorzichtig economisch herstel blijft de productiviteitsgroei in Nederland een zorgenkindje, stelt de Groningse econoom Bart van Ark.
„Waar de nieuwe lidstaten van de Europese Unie bezig zijn met een inhaalslag, groeit de arbeidsproductiviteit in West-Europa maar weinig.”Van Ark is hoogleraar economische ontwikkeling, technologische verandering en groei aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast is hij directeur van het Groningen Growth and Development Centre (GGDC), dat de Europese Commissie jaarlijks adviseert over economische groei en productiviteit.
Onlangs presenteerde Van Ark (in samenwerking met The Conference Board, een internationale denktank van bedrijven) nieuwe productiviteitscijfers van honderd landen, samen goed voor 98 procent van de wereldproductie.
In tegenstelling tot West-Europese staten bleek de arbeidsproductiviteit (de jaarlijkse productie per werknemer) in Centraal- en Oost-Europese landen vorig jaar fors te zijn gestegen. Van Ark: „In de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie steeg de arbeidsproductiviteit met maar liefst 6,2 procent. Polen was uitschieter met een groei van 7,7 procent.”
De vijftien oude EU-landen scoorden flink lager, de gemiddelde productiviteitsstijging bedroeg er slechts 0,5 procent. „Nederland springt er met een toename van 1,7 procent nog relatief gunstig uit.”
Waarom is productiviteitsgroei zo belangrijk?
„Een land kan maar op twee manieren zijn levensstandaard verbeteren. Namelijk door de werkgelegenheid te stimuleren of door de productiviteit te verhogen. Door de fors gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen zijn de mogelijkheidheden om meer werknemers in het productieproces in te schakelen in Nederland al vergevorderd.
Op langere termijn is productiviteitsstijging de enige duurzame bron van groei. Of je moet willen concurreren op basis van lage lonen, met negatieve koopkrachtgevolgen als gevolg.”
Profiteren de nieuwe lidstaten niet van de zogeheten remmende voorsprong?
„Deels is dat waar. Oost-Europese landen zijn meer op de maakindustrie gericht, wij meer op dienstverlening. We hebben beiden nodig; globalisering vraagt om zowel producten als diensten. Op langere termijn zullen deze landen de hoge productiviteitsstijging niet vol kunnen houden.
Toch heeft Oost-Europa de grote productiviteitswinst, door in de oude staatsbedrijven met minder mensen efficiënter te produceren, al achter de rug. De productiviteitsgroei gaat er nu samen met stijgende werkgelegenheid.”
Maar de totale productiviteit in Nederland ligt nog altijd hoger.
„Andere landen lopen snel in. Tien jaar geleden lag het Nederlandse productiviteitsniveau zo’n 15 procent boven dat van de VS. Nu is het nagenoeg gelijk. Ondanks een wat lagere groei in 2005 ligt de productiviteitsstijging in de VS structureel hoger. Terwijl Nederland aan de vooravond staat van een conjuncturele opleving.
Bovendien zeggen niveaus niet zo veel. Voor het verbeteren van de nationale levensstandaard is dynamiek nodig, geen stilstand.”
Wat veroorzaakt die trage productiviteitsgroei?
„Nederlandse bedrijven slagen er vaak minder in om de innovaties die ze tot stand brengen productief uit te buiten. Dienstverlenende sectoren als de detailhandel laten kansen liggen om een productiviteitsslag te maken door slim gebruik te maken van ict. Dat komt deels doordat we in Nederland te maken hebben met een meer rigide marktomgeving, bijvoorbeeld wat betreft het ontslagrecht op de arbeidsmarkt.”
Economen wijten de lage arbeidsproductiviteitsgroei in West-Europa vaak aan een relatief hoog aandeel van de dienstensector in die landen. Productiviteitsstijgingen zouden daar moeilijk meetbaar zijn.
„Er is een meetprobleem, al krijgen we daar steeds meer vat op. De productie van tafels en stoelen kunnen we tellen, voor diensten ligt dit ingewikkelder. De econoom Baumol gaf ooit het bekende voorbeeld van een strijkkwartet, dat volgens hem alleen maar productiever kon zijn door sneller te spelen.
Productiviteitsstijging in dienstverlening is echter wel degelijk mogelijk. De mediasector kan de waarde van het strijkkwartet in korte tijd vertienvoudigen.”
De Nederlandse regering zet zwaar in op innovatie. Is dat een oplossing voor het productiviteitsprobleem?
„Initiatieven als het Innovatieplatform helpen vooral om Nederlanders een andere mentaliteit bij te brengen. Ondernemers moeten leren om zichzelf continu de vraag stellen of wat ze doen productiever kan. Innovatie moet op hun radarscherm staan.
Aan de andere kant is technologische innovatie niet voldoende; ook sociale innovatie, het slimmer vormgeven van het arbeidsproces, is van belang.
Een risico aan het Innovatieplatform is dat het kan worden gebruikt als doekje voor het bloeden, terwijl de grootste pijn elders zit. Ik denk dat we gevestigde belangen wat minder tegemoet zullen moeten komen, ten gunste van nieuwkomers.”