Sleeswijk Visser: „Het gaat òns niet om de macht”
„Het gaat om macht, zoals zo vaak bij mensen het geval is.” De 71-jarige interimvoorzitter Tjeerd Sleeswijk Visser van de LIjst Pim Fortuyn (LPF) slaakt een diepe zucht. Hij stond als gepensioneerd marineman na de oprichting van de LPF als nummer 51 op de kandidatenlijst. De leiding van de partij vroeg hem, begin mei, vier dagen na de moord op Fortuyn het bestuur te versterken.
Sleeswijk deed het. „Niet omdat ik zonodig wat wilde. Ik deed het om de partij te helpen. Ik heb mijn carrière gehad. Ik hoef me niet meer te bewijzen. Het gaat òns niet om de macht.”
Inmiddels, erkent hij, is hij in een orkaan verzeild geraakt. Bestuurslid Langendam raakte in mei opspraak door zijn beschuldiging dat Nederlandse politici verantwoordelijk waren voor de moord op Fortuyn. De uitspraken dreigden een negatief effect te hebben op de formatiebesprekingen. Bij de VVD werd gemord. Sommige liberalen wilden niet langer met de LPF onderhandelen. Dus moest er bij de LPF een nieuw bestuur komen, zonder Langendam.
Sleeswijk Visser werd naar voren geschoven als voorzitter. Bij de eerste ledenvergadering zou het nieuwe interim-bestuur - toen bestaand uit 8 leden waaronder Dost - door de ledenvergadering formeel worden geïnstalleerd.
Het nieuwe bestuur ging, vooruitlopend op die formele installatie, schoon schip maken: De ledenorganisatie op orde brengen, de partij verder uitbouwen richting regio’s en voorbereidingen treffen voor de komende verkiezingen van provinciale staten.
Maar het had buiten de waard gerekend. Via internet diende zich begin juni woedend een groep ontevreden leden aan die het nieuwe bestuur verweten het gedachtegoed van Fortuyn in rap tempo te verkwanselen. Het nieuwe bestuur had vlak daarvoor inderdaad een voorstel geformuleerd om tijdens ledenvergaderingen alleen regiobestuurders en enkele afgevaardigden stemrecht te geven.
Gewone leden vielen buiten de boot. Het voorstel werd snel ingetrokken, maar het kwaad was al geschied. Het nieuwe bestuur kreeg de naam anti-democratisch te zijn, en in tegenstelling tot de ideeën van Fortuyn, de afstand tussen bestuur en gewone mensen juist groter te maken.
Het oude bestuur van Langendam en Dost schaarde zich aan de kant van de ontevreden leden. Een knallend conflict was geboren. „Nou ja”, zucht Sleeswijk Visser, „een beetje moe word ik er wel van.” Maar op een ander moment zegt hij weer: „Ik vind het heerlijk. Ik heb al van alles gedaan in mijn leven, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.”
Sleeswijk Visser werd in 1931 geboren in het voormalig Nederlands Indië. Via de Marine belandde hij als stafofficier op de Antillen. Hij was hoofd van de Marine Inlichtingen Dienst, werd in 1982 president van het European Institute for Security, opgericht door leden van het Europees Parlement. In 1989 volgde zjn benoeming tot secretaris-generaal van het adviserende orgaan ’Europe 2000’ in Brussel.
Sleeswijk blijft vooralsnog redelijk rustig onder de situatie bij de Lijst Pim Fortuyn. Hij wacht het congres rustig af. „Als wij worden weggestemd? Okay with me. Dan heb ik weer tijd voor mijn tuin.”