Opinie

Scholen moeten risico’s spreiden

Scholen moeten meer samenwerken, om zo de risico’s te spreiden. Samenwerking betekent niet een op een federatievorming, want de verenigingsstructuur is veel aantrekkelijker als het om de betrokkenheid van de ouders bij de school gaat, zegt Anton Dieleman RA.

15 February 2006 09:30Gewijzigd op 14 November 2020 03:28
„Het is tekenend dat vrij veel directeuren hun managementrol inruilen voor het leraarschap. De terugkerende advertenties in deze krant laten iedere zaterdag ook iets zien van het gebrek aan directeuren.” Foto RD, Anton Dommerholt
„Het is tekenend dat vrij veel directeuren hun managementrol inruilen voor het leraarschap. De terugkerende advertenties in deze krant laten iedere zaterdag ook iets zien van het gebrek aan directeuren.” Foto RD, Anton Dommerholt

Als we de achterliggende jaren in ogenschouw nemen, heeft zich een enorm aantal veranderingen voorgedaan op het gebied van het primair onderwijs. De meest recente (ingrijpende) wijziging betreft de introductie van een nieuw bekostigingsstelsel met ingang van 1 augustus 2006; de zogenaamde lumpsumsystematiek.Tevens is sprake van een sterk gewijzigde maatschappelijke visie op ”governance”. Onder governance, een term waarvoor (helaas) geen Nederlands equivalent bestaat, versta ik „goed bestuur en toezicht daarop.” In dat verband rijst de vraag of de (bestuurlijke) structuren van veel van onze reformatorische scholen in relatie tot die ontwikkelingen heden ten dage nog voldoen.

Risicoprofiel
Binnen het primair onderwijs (PO) is voor wat betreft de reformatorische scholen over het algemeen sprake van zogenaamde eenpitters (één bestuur met één school) met de vereniging als rechtsvorm. Het bestuur van de vereniging draagt als bevoegd gezag de eindverantwoordelijkheid. Werving van bestuursleden vindt niet zelden primair plaats op basis van criteria als het lidmaatschap van een bepaalde kerkenraad of het feit dat kinderen de desbetreffende school bezoeken. Functieprofielen spelen veelal een ondergeschikte, of soms zelfs geen rol.

Dit effect wordt bovendien versterkt door het veelal ontbreken van voldoende kandidaten. Daarbij doet zich de vraag voor of, gelet op de bestuurssamenstelling en wijze van besturen in verhouding tot de huidige opvattingen over governance, sprake is van een adequate structuur met voldoende kwaliteitsborging.

Veelal wordt de bestaande situatie verdedigd met een beroep op ”besturen op hoofdlijnen”, maar daarbij wordt onvoldoende rekening gehouden met het feit dat dit vanuit governanceprincipes, gelet op de verantwoordelijkheid van het bestuur, feitelijk niet juist is.

Anderzijds is bij scholen binnen het primair onderwijs sprake van een beperkt risicoprofiel. Het merendeel van de kosten bestaat uit personeelskosten (85 procent), die weliswaar een vast karakter kennen, maar die op basis van het declaratiestelsel volledig door de overheid worden vergoed. Het schoolbestuur loopt terzake dus nagenoeg geen risico. De overige kosten zijn veelal evenmin sterk beïnvloedbaar, maar ook daarvoor geldt een laagrisicoprofiel.

Inruilen
Dit gaat echter ingrijpend wijzigen door de nieuwe bekostigingsstructuur met ingang van 1 augustus, waarbij de scholen een vast bedrag (lump sum) per schooljaar krijgen. De inkomsten staan dan vast, maar de schoolbesturen krijgen wel alle risico’s aan de uitgavenkant voor hun rekening.

Bij sommige PO-scholen is daarbij sprake van een situatie waarbij de directeur beleidsmatig en financieel zwaar leunt op de expertise van enkele bestuursleden.

Het is overigens de vraag of bij werving en selectie van directies in het PO gedurende de achterliggende jaren het managementaspect voldoende meegenomen kon worden; eenvoudig door het ontbreken van voldoende kandidaten voor dergelijke functies.

Het is in dit verband tekenend dat vrij veel directeuren hun managementrol inruilen voor het leraarschap. Bovendien laten de terugkerende advertenties in deze krant iedere zaterdag ook iets zien van het gebrek aan directeuren. Door de nieuwe bekostigingsstructuur zal dit probleem in de toekomst zeker niet afnemen.

De oplossing hiervoor ligt niet in het aanpassen van de bestuurs- of juridische structuur; daardoor verandert het risicoprofiel niet wezenlijk. Scholen die menen dat met een adequaat management en bestuur het lumpsumrisico kan worden ontgaan, maken een grove inschattingsfout. De risico’s kunnen wellicht beter worden beheerst, maar ze kunnen door de kleinschaligheid van de school niet worden voorkomen.

Dit vraagt derhalve om bovenschoolse oplossingen. Fusie zal daarbij voor veel PO-scholen -gelet op de ingrijpende consequenties die dit heeft- op korte termijn geen optie zijn. Bovendien heeft fusie veelal als nadeel dat de lokale betrokkenheid van ouders bij de school nog verder afneemt. Een naar mijn mening niet wenselijke situatie.

In dat verband biedt het Zeeuwse federatieve model van bovenschoolse risicospreiding een uitstekende oplossing. Bestuurlijke vrijheid op lokaal niveau, gecombineerd met federatieve risicospreiding laat de school alle lokale voordelen behouden en legt de risico’s op een hoger niveau. Betrokkenheid van de ouders kan door het continueren van de verenigingsstructuur gestalte blijven krijgen.

Het is niet zonder reden dat bestuur en directie van de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht, die als pilotschool al twee jaar met het lumpsumsysteem werken, in deze krant van 3 februari 2006 met enthousiasme over het Zeeuwse bovenschoolse model spreken.

Aansprakelijkheid
Daarnaast zullen de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van aansprakelijkheid het (primair) onderwijs op middellange termijn niet voorbijgaan. De nieuwe bekostigingsstructuur voegt daar zelfs, door de substantiële wijziging van het risicoprofiel, een extra dimensie aan toe. Een bovenschools model voor risicospreiding is dan dé oplossing.

Ik adviseer scholen meer dan nadrukkelijk om dergelijke mogelijkheden te onderzoeken. Scholen die daarin niet willen participeren, lopen mogelijk extra risico’s. Uiteraard kan niet automatisch worden gesteld dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur en daardoor van bestuurdersaansprakelijkheid als de school niet van een bovenschools risicospreidingmodel gebruik heeft gemaakt.

Maar door de toegenomen aansprakelijkstellingen, die ik ook in het onderwijs voorzie, is een schoolbestuur dat met betrekking tot dat standpunt kritische vragen krijgt als het onverhoopt fout zou aflopen, niet te benijden.

De auteur is registeraccountant en vervult diverse bestuurlijke functies binnen het reformatorisch onderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer