Naïef, ijdel en simpel
Titel: ”Nagelaten bekentenissen. Verantwoording en celbrieven van de NSB-leider”
Auteur: Anton Mussert; Gerard Groeneveld (red.)
Uitgeverij: Vantilt, Nijmegen, 2005
ISBN 90 7750 338 2
Pagina’s: 256
Prijs: € 19,90
Moet Anton Mussert gerehabiliteerd worden? Over die vraag is onlangs in NRC Handelsblad een kleine ’historikerstreit’ ontstaan. De historici I. Schöffer en H. W. von der Dunk kruisten de degens met elkaar. Von der Dunk schreef: „Wat de NSB-leider ook was, een landverrader was hij nu juist niet.” Schöffer stelde daartegenover dat Mussert wel degelijk „politiek verraad pleegde door de Duitse bezettingspolitiek actief te ondersteunen.” Aanleiding voor de discussie was de verschijning van ”Nagelaten bekentenissen”. Dit boek is een zogenaamde bronnenuitgave. Mussert schreef in de gevangenis een verantwoording van zijn houding in de oorlog: ”De NSB in oorlogstijd”. Samen met enkele brieven die hij eveneens in de gevangenis schreef, wordt deze apologie van Mussert voor het eerst gepubliceerd door de historicus Gerard Groeneveld. Deze schreef ook een uitvoerige toelichting bij de uitgave.
Uit eerdere publicaties over Anton Adriaan Mussert, van J. Havenaar en J. Meyers, is al naar voren gekomen dat Mussert niet de verrader was waar veel Nederlanders in de oorlog hem voor hielden. Mussert had wel degelijk Nederlandse belangen op het oog toen hij bereid was met de Duitsers samen te werken. En dat hij in die samenwerking te ver is gegaan, daarover bestaat geen onzekerheid.
”De NSB in oorlogstijd” is een interessante apologie. Bij het lezen krijg je bijna sympathie voor Mussert, vooral door de manier waarop hij zijn gevangenschap ondergaat en zijn vonnis aanvaardt. Ook zijn opkomen voor de leden van de NSB, die in het naoorlogse Nederland overal „gepest en getreiterd” werden, komt positief over.
Goede bedoelingen
Kern van Musserts verdediging is zijn stelling dat de NSB de „bovengrondse verzetsbeweging” tegenover de SS van Himmler was. Mussert was ervan overtuigd dat Hitler goede bedoelingen met Nederland had, maar dat in Hitlers omgeving -en vooral binnen de SS- veel mensen met kwade bedoelingen rondliepen. Zolang Mussert een goede verhouding met Hitler wist te behouden, zou hij voor de Nederlandse belangen kunnen opkomen. Mussert geloofde dat Adolf Hitler Europa jarenlang in zijn greep zou houden.
Mussert beoogde daarom een Germaanse statenbond onder leiding van Duitsland, maar met een Nederlandse zelfstandigheid. Die Nederlandse zelfstandigheid zou uiteraard onder zijn leiding staan. Het was dan ook een grote schok voor hem toen Hitler Seys-Inquart benoemde als zijn ’zetbaas’ in ons land. Mussert zou meer van die schokken krijgen. Een daarvan was de Duitse eis dat er een Nederlands SS-leger opgericht zou worden onder de naam Westland. Openlijk gaf Mussert aan dat hij daaraan beslist niet mee zou werken. Uiteindelijk moest hij er natuurlijk wel mee instemmen dat NSB’ers zich vrijwillig konden melden om tegen de communistische Russen te vechten.
Om Hitler te vriend te houden, bezocht hij hem meer dan eens. In september 1940 voor het eerst. Mussert was onder de indruk: „Hitler een man, die het beste met ons voorhad, maar die helaas genoodzaakt geweest was door ons land te trekken om den strijd tegen Frankrijk zoo snel en onbloedig mogelijk tot een einde te brengen. (…) Voor mij stond vast dat Hitler noch de uitbuiting, noch de knechting, noch de annexatie van Nederland wilde, doch dat hij zoo spoedig mogelijk tot een goede broederlijke verstandhouding wilde komen.”
Mussert blijkt goed beseft te hebben hoe er tegen hem en zijn beweging werd aangekeken. Bekend is hoe gehaat de Landwacht was. Deze NSB-organisatie verrichtte allerlei politie- en bewakingstaken voor de Duitsers. Letterlijk schrijft Mussert: „Met het bespreken van de Landwacht ben ik gekomen tot het donkerste hoofdstuk van de geschiedenis der NSB.” Mussert had meegewerkt aan de oprichting, omdat er verschillende aanslagen op NSB’ers gepleegd waren. De Landwacht werd in Musserts visie echter door de Duitsers misbruikt. „Het werd meer en meer duidelijk, dat het begrip Landwacht dreigde te worden tot het begrip landplaag.”
Wilhelmus
Typerend is ook Musserts beschrijving van het waarom van de Landdag in juni 1940 in Lunteren. Seys-Inquart en Rauter, de Duitse politiechef, hadden veel meer op met Rost van Tonningen. Hem zagen ze als een echte nazi die bereid was te doen wat de Duitsers wilden. Zij probeerden hem naar voren te schuiven in de plaats van Mussert. Mussert kreeg steun van Schmidt, de Duitse vertegenwoordiger in Nederland van de NSDAP. Mussert zag hem als „een nationaal-socialist, zoals ik mij had voorgesteld dat dé Duitsche nationaal-socialist zou zijn.”
Schmidt raadde Mussert aan een grote NSB-bijeenkomst te organiseren, zodat in Duitsland duidelijk werd dat Mussert de echte leider van de NSB was. Schmidt had „zijn beste fotografen” gestuurd, zodat duidelijk werd hoeveel Nederlanders achter Mussert stonden. Aan het eind van deze Landdag werd staande het zesde couplet van het Wilhelmus gezongen. „En dit hebben wij al deze vijf jaren volgehouden”, voegt Mussert er in zijn apologie aan toe.
Musserts onbeperkte vertrouwen in Hitler doet naïef aan. Hitlers belofte Nederland niet te zullen inlijven zag Mussert als een verzekeringspolis. Daar klemde hij zich tot het laatst aan vast. „Men heeft mij wel gevraagd”, zo schrijft hij, „of ik tot het laatst toe geloofde in Hitlers overwinning. Mijn antwoord hierop is, dat ik als redelijk denkend mensch mij niet kon voorstellen, dat Hitler één dag langer de verwoesting van zijn land zou laten voortduren als hij wist dat den oorlog verloren was.” Voor Mussert was daarom de nederlaag „een raadsel.”
Ondanks alle tegenwerking van Rauter en Seys-Inquart bleef Mussert hopen dat Hitler hem vroeg of laat zou benoemen tot leider van het Nederlandsche volk. In 1942 stelde hij dit zelfs aan Hitler voor. In ruil daarvoor zou hij dan de Nederlandse dienstplichtigen oproepen om aan Duitse kant mee te strijden.
De Duitse leiders doorzagen goed Musserts ijdelheid en zijn beperktheid als leider. Het eerste rapport van Seys-Inquart naar Duitsland sprak duidelijke taal: Mussert was geen nationaal-socialist en hij had minder capaciteiten dan de gemiddelde Duitse Gauleiter. Door veel Duitsers werd Mussert hooguit gezien als „een nuttige idioot.”
Vuurpeloton
Naïef, ijdel en simpel, zo kan Mussert het best getypeerd worden. Typerend in dit opzicht is zijn verwachting dat hij na zijn dood gerehabiliteerd zou worden. Als men maar eenmaal kennis had kunnen nemen van zijn echte bedoelingen. Heel duidelijk komt deze verwachting uit in een bekende brief, ook afgedrukt in deze uitgave, aan Schermerhorn, zijn oud-studiegenoot en minister-president in 1946. Aan het begin van deze brief schrijft Mussert: „Land en volk zijn mij dierbaar geweest heel mijn leven lang en blijven mij dierbaar tot in den dood. Dankbaar ben ik als Nederlander geboren te zijn. Als eerlijk man geef ik de verzekering dat het mij steeds ernst is geweest om ons Volk met inzet van al mijn krachten te dienen.”
Verbitterd over het uitgesproken doodvonnis is hij niet eens. Het is een politiek oordeel en de rechters konden niet anders. Maar net als eenmaal bij Oldenbarnevelt en Johan de Witt is er opnieuw sprake van een vonnis niet op basis van misdaden, maar op basis van een politieke overtuiging die op dat moment door de machthebbers afgewezen wordt. „Zo zal ik dan straks voor het vuurpeloton staan, ongeschokt in de overtuiging naar eer en geweten gestreden te hebben voor het Vaderland.”
De titel van het boek van Havenaar was daarom niet slecht: ”Verrader voor het vaderland”.