Reclame Code Commissie zwalkt
De Reclame Code Commissie heeft de afgelopen jaren een zigzagbeleid gevolgd. Die conclusie van een recent proefschrift komt overeen met de bevindingen van drs. W. Sliedrecht in de praktijk. Volgens hem zwakt ook het college van beroep uitspraken af, of draait die terug. Hij bepleit een van het bedrijfsleven onafhankelijke commissie ter beoordeling van immorele reclames.
Met grote belangstelling nam ik zaterdag 22 juni kennis van de berichtgeving in deze krant over het proefschrift van mr. dr. Elisabeth Venekatte. Ze beschrijft in dit proefschrift de lijn die de Reclame Code Commissie (RCC) in 6000 uitspraken tussen de jaren 1982 en 2000 heeft gevolgd. Deze lijn verliep, aldus haar conclusie, niet strak, maar zwalkend.
Deze conclusie hebben ik en anderen zelf ook getrokken door eigen ervaringen in de afgelopen jaren. Het is echter een goede zaak dat het wetenschappelijk bewijs voor deze frustrerende constatering nu eindelijk is geleverd! Ook is het een goede zaak dat het SGP-kamerlid mr. C. G. van der Staaij er bij het kabinet op aan heeft gedrongen om de positie van de RCC te versterken. De vraag is echter of dat met de huidige RCC voor christenen tot gunstiger resultaten leidt. Een pleidooi van het toenmalige CDA-kamerlid Koekkoek in 1997 voor betere toetsing van reclame heeft niet tot merkbare resultaten geleid. Ook in 1997 heeft de Guido de Brèsstichting van de SGP een commentaar geschreven met betrekking tot krenkende reclame (nr. 20). De SGP adviseerde om de uitspraken van de RCC een wettelijke status te geven. Zal 2002 ook de archieven ingaan als een jaar waarin een poging werd gedaan om tot een betere toetsing van reclame te komen?
Grenzen verleggen
De RCC is een door het bedrijfsleven in het leven geroepen ’rechtbank’ waar iedere Nederlander een klacht over reclame kan indienen. Er bestaat een aantal spelregels waaraan reclame moet voldoen. Het woordenboek ”Van Dale” geeft voor code: 1. wetboek; en 2. regels die op ondubbelzinnige wijze aangeven in welke vorm gegevens moeten worden weergegeven. Helaas hebben we moeten vaststellen dat de regels niet zo ondubbelzinnig worden uitgelegd. Als een klacht na een voorselectie in behandeling wordt genomen, kan de RCC deze (gedeeltelijk) toekennen of afwijzen. Tegen deze uitspraak kan door de klager of de aangeklaagde bij een college -het college van beroep- in beroep worden gegaan. Maar dit college behoort tot dezelfde organisatie.
De toewijzing van een klacht leidt ertoe dat de RCC adviseert om „niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.” Er is dus geen sprake van enige rechtsgeldigheid. Dit heeft ertoe geleid dat reclamemakers, beducht voor verlies van goede naam, op de grens gingen balanceren of zich er niets van aantrokken en de grenzen probeerden te verleggen. Zoals in de huidige euthanasiepraktijk is gebleken, werkt die strategie vaak het best - een brutaal mens heeft immer(s) de halve wereld. De veroordeling van een bepaalde reclame kan echter krachtdadiger naar buiten gebracht worden door dit via de pers te doen. Het is alleen niet zo goed te meten wat precies de impact van zo’n veroordeling is. Neem kledingconcern Hij, op de vingers getikt voor een religieus getinte reclame: het bedrijf waagde het in 1997 om in een volgende reclame de RCC met een erotisch getinte reclame op de hak te nemen. Als het om geld gaat, tellen principes kennelijk niet…
Een zwalkende lijn
Sinds 1996 ben ik enigszins vertrouwd geraakt met reclame die niet door de beugel kan, en ook met wat een enkeling hiertegen kan ondernemen. Ik zie het als de verantwoordelijkheid die we als christenen hebben om -als we ergens voor de eer van Gods Naam op kunnen komen en Hem kunnen dienen- dit ook daadwerkelijk te doen. Zo zal de ene persoon zich inzetten voor de Bond tegen het Vloeken, een ander in de verslaafdenzorg en weer een ander in werk of gezin. Gods Woord roept ons op om, wat we ook doen, dit voor God te doen (Kol. 3:23). Vanaf 1996 tot nu heb ik met zekere regelmaat klachten bij de RCC ingediend. Klachten tegen erotische reclame’s (postorderbedrijf PABO, SOA-stichting) en religieus getinte reclame’s (KRO’s ”Het gevoel dat je wilt delen”, 2000).
In december 1996 diende een Boskoopse een klacht in tegen het postorderbedrijf Christelle. Dit Zeeuwse bedrijf prees haar erotische waren aan met een nietsverhullende huis-aan-huis bezorgde folder. Zelfs enkele PTT-ers weigerden om van dit bedrijf folders te verspreiden. De RCC oordeelde dat door deze wijze van reclamemaken „het vertrouwen in reclame werd geschaad”, dat er „inbreuk werd gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de wijze waarop men zijn kinderen binnen de bescherming van eigen gezin en woning wenst op te voeden.” Christelle ging in beroep, maar kreeg weer ongelijk.
Korte tijd later werd een folder van het erotische postorderbedrijf PABO door de PTT huis-aan-huis bezorgd. Belangrijk detail: het Zeeuwse bedrijf was gevestigd in dezelfde plaats en op hetzelfde postadres als Christelle!
De enige aanpassing was een omhullende envelop met daarop de afbeelding van een nietsverhullende ’dame’ en een toevoeging: „niet geschikt voor onder de 18.”
Ik heb toen een klacht ingediend, die gelukkig werd toegewezen. PABO dreigde failliet te gaan en ging opnieuw in beroep. Het bedrijf nam een gerenommeerd advocatenbureau in de arm en overweldigde het college van beroep met nog smeriger troep dan in de gewraakte folder. Tot mijn verbijstering besloot, op onbegrijpelijke wijze, het college van beroep anders: de persoonlijke levenssfeer en de opvoeding van de kinderen waren weer vogelvrij verklaard.
In 1999 waagde Wegener Direct Marketing het om in de huis-aan-huis verspreide folder ”Informatie-service” aanstootgevender advertenties op te nemen dan ooit het geval was geweest, onder meer een stel in coïtushouding en een zeer schunnige tekst. Mijn klacht werd door de commissie gedeeltelijk toegewezen. Wegener ging in beroep, waarna twee van de vier advertenties alsnog werden goedgekeurd. Terwijl de twee toegewezen advertenties ook in strijd werden geacht met „de goede smaak en het fatsoen”, iets wat zelden gebeurt.
Onafhankelijk
Niet alleen de RCC volgt dus een zwalkende lijn, ook het college van beroep heeft ervoor gezorgd dat uitspraken van de RCC werden teruggedraaid of afgezwakt. In het geval van de kwestie PABO heeft dit college twee uitspraken van de RCC en één van zichzelf krachteloos gemaakt - alleen maar omdat een brutaal bedrijf onder een andere naam verderging met het verspreiden van reeds veroordeelde reclame. Het college van beroep heeft dit echter niet (willen) doorzien.
Ik betwijfel of een door het bedrijfsleven gerunde club die dergelijke moeilijk te volgen uitspraken doet, in de toekomst uitspraken met wettelijk gezag kan gaan doen. Beter is het dat er een nieuwe, onafhankelijke commissie komt. Een uitdaging voor de nieuwe regering.
De auteur is arts.