„Pinksterbeweging in identiteitscrisis”
URK - De pinksterbeweging maakt een identiteitscrisis door. Dat stelt de pinkstertheoloog dr. Robert P. Menzies in het jongste nummer van het blad Parakleet, het officiële orgaan van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten.
Deze crisis, aldus dr. Menzies, is de uitkomst van een historisch proces dat zich voltrekt sinds het midden van de vorige eeuw, „namelijk het opgaan van de pinksterbeweging in de algemene evangelische stroming.”Anno 2006, een eeuw na haar ontstaan, bevindt de pinksterbeweging zich in een „nieuw milieu”, constateert de theoloog, die dezer dagen in Nederland is, in zijn essay. „De hoofdlijnen van de pinkstertheologie blijven dezelfde, maar de manier waarop wij als pinkstergelovigen de Schrift benaderen -de hermeneutiek die onze theologie ondersteunt- is significant veranderd. De hermeneutiek van het evangelicalisme is onze hermeneutiek geworden.”
Deze „hermeneutische verschuiving” vertegenwoordigt een „zeer reële uitdaging voor de leerstellingen die specifiek zijn voor de pinksterbeweging”, aldus dr. Menzies. Met name verwijst hij dan naar „het geloof dat doop in de Geest een ervaring is volgend op (of te onderscheiden van) bekering en dat glossolalie (tongentaal; red.) het eerste fysieke teken daarvan vertegenwoordigt.”
Deze „kardinale leerstellingen” zijn, aldus de pinkstertheoloog, gebaseerd op een -letterlijke- benadering van de Schrift die niet volledig overeenstemt met de nieuwe hermeneutiek die gevormd is door het moderne evangelicalisme. „Dat heeft tot gevolg dat pinkstervoorgangers er regelmatig achter komen dat ze steun geven aan een theologie die is gebaseerd op een benadering van de Schrift die een belangrijk deel van hun gemeenteleden (zo niet zijzelf) niet meer als geldig accepteren.”
Nu betekent dit volgens hem niet dat de pinkstertheologie verkeerd is, „maar het suggereert wel dat we niet simpelweg kunnen vertrouwen op het erfgoed uit het verleden als we geloofwaardige Bijbelse ondersteuning hopen te bieden voor onze theologische posities.”
In het vervolg van zijn -acht pagina’s tellende- artikel stelt dr. Menzies een aantal vragen aan de orde (onder andere: Wat is de aard van de pinkstergave (Hand. 2:4)? En: Wat is de aard van de relatie tussen deze gave en het spreken in tongen?). Hij besluit met een „strategie voor de toekomst.”