Struikelblok
Gelóven wij dat God van Nederland weer een christelijk land kan maken? Geloven wij dat Hij dat op Zijn tijd ook zál doen? Het antwoord op die vraag bepaalt mede hoe wij als christen in de samenleving staan. En dit antwoord bepaalt zeker hoe wij de rol van de christelijke politiek zien. Als we menen dat Nederland in geestelijk opzicht slechts bergafwaarts kan gaan, zullen wij de christelijke politiek vooral willen inzetten om te redden wat er te redden valt voor het eigen, christelijke volksdeel. Onze bestaande vrijheden verdedigen om zo lang mogelijk de eigen identiteit te kunnen behouden.
Dan is het denkbaar dat een bondgenootschap wordt bepleit met moslims (ds. W. Visscher) en steun wordt gezocht bij de woudezel uit Genesis 16. Anderen leveren zich zelfs uit aan de strikt seculiere Wilders (Spruyt). Allemaal om de eigen verworvenheden, zoals de vrijheid van onderwijs, veilig te stellen. Veelzeggend overigens hoe deze twee tegenpolen elkaar vinden in het terzijde schuiven van het theocratisch gedachtegoed zoals verwoord in artikel 36 NGB. Rotsblok
Indien wij de gestelde vraag bevestigend beantwoorden, ontstaat een ander perspectief. Dan staan niet allereerst de belangen van het eigen volksdeel centraal, maar overheerst de gerichtheid op het geheel van de samenleving. God heeft recht op de hele samenleving. Voor theocraten is het onmogelijk die eis in de politiek los te laten. Zij herinneren eraan dat nog geen eeuw geleden bijna iedereen in ons land gedoopt was.
En houdt God Zijn trouw niet tot in het duizendste geslacht? Dan bevindt ons volk zich toch nog in de lichtkring van het verbond. Er is hoop! Opvallend trouwens dat juist kerkelijke groeperingen die artikel 36 NGB vurig verdedigen, dikwijls minimalistische opvattingen koesteren over doop en verbond. Beide zaken zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Redden wat er te redden valt óf het theocratisch beginsel handhaven? Dat lijkt de kernvraag. Maar misschien boren beide benaderingen te ondiep. Misschien moeten we rekenen met een andere, huiveringwekkende realiteit, namelijk dat God Zelf fungeert als struikelblok. Dat Hij Zichzelf opwerpt als rotsblok waarover de verblinde mens struikelt. Lees Jes. 6:8-13, Jes. 8:14-18 en Matt. 13:14-15. Jesaja typeert de Heere als een valstrik en als een rotsblok waarover het volk Israël struikelt!
Jaren geleden heeft de theoloog dr. B. Wentsel hierbij indringend de vinger gelegd. God heeft in het verleden veel bemoeienis met Nederland betoond. Die genadige bemoeienis is de laatste decennia massaal met spot en hoon afgewezen. Is het denkbaar dat God dan passief blijft? Of geeft Hij het Nederlandse volk aan de verharding prijs?
Als het waar is dat God Zijn verbondsgerichten voltrekt, dan zou dat veel verklaren van de geestelijke malaise in ons land en in de kerken. Dit geldt ook de onbegrijpelijke recente kerkscheuringen die plaatsvonden in de Hervormde en de Vrijgemaakte Kerk.
Verdovend
Zelfs binnen één kleine orthodox-christelijke politieke partij is de onderlinge verdraagzaamheid soms ver te zoeken. Het zou tevens verklaren waarom alle (evangelisatie)pogingen om dit tij te keren, bij de handen lijken te worden afgebroken. Misschien moeten we dat wel letterlijk nemen. „Is de Heilige niet verhardend, verdovend, verblindend werkzaam, zodat de evangeliewoorden afketsen op ijskoude harten en dezen zich -ijzingwekkend- nog meer verharden?” (Wentsel).
Rest
Als het juist is dat God Zelf ons volk laat struikelen over de eigen hardheid, dan mag dat niet leiden tot fatalisme. Dan past verootmoediging en een dringende oproep tot bekering. Bovendien zegt Jesaja méér. Het verhardingsproces kent in Gods plan een termijn. Er komt een keer een eind aan: „als alles kapot is” (Jes. 6:11).
Wel blijft er een „rest” over, die niet wordt meegesleurd in het ongeloof. De vraag is of wij bij die rest behoren. De toekomst is niet aan een woudezel, maar aan het Lam.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.