Vluchten op het gezang van de Mai Mai
AMSTERDAM - In de Congolese provincie Katanga lijden tienduizenden mensen onder het aanhoudend geweld tussen rebellen en het regeringsleger. Meer dan 92.000 mensen zijn op de vlucht. „Wat me het meest opviel was de totale apathie onder de mensen. Ze zijn totaal afgestompt”, zegt Annette Peters van Artsen zonder Grenzen.
De inwoners van de zuidoostelijke provincie van de Democratische Republiek Congo zuchten al sinds 1998 onder de voortdurende strijd tussen rebellen en het Congolese regeringsleger. Ze zijn het slachtoffer van berovingen, verkrachtingen en mishandeling. Hun dorpen zijn vaak volledig platgebrand. Sommige families leiden al jaren een zwervend bestaan, voortgedreven door de milities.Hoewel er sinds twee jaar formeel vrede is in Congo, blijft Katanga toneel van voortdurende strijd. De Mai Mai-milities en het regeringsleger bestrijden elkaar om het hevigst om de zeggenschap over het gebied. De rebellen van de Mai Mai, wat zoveel betekent als volkspolitie, hadden volgens het vredesverdrag geïntegreerd moeten worden in het regeringsleger, maar dat is nooit gebeurd. Beide groeperingen verwijten elkaar onwil. De bevolking plukt er de wrange vruchten van.
Als ze de Mai Mai horen aankomen, weten de dorpelingen niet hoe snel ze weg moeten vluchten, zegt operationeel directeur Michiel Hofman van Artsen zonder Grenzen. Ze zijn doodsbenauwd voor de milities. Na hun vlucht moeten ze vaak maanden in de bossen zien te overleven met nauwelijks kleding of dekens, in onhygiënische omstandigheden en met een minimum aan voedsel. Daarbij leven ze ook nog eens dicht op elkaar, wat hen nog vatbaarder maakt voor ziekten.
In een rapport dat Artsen zonder Grenzen donderdag uitbracht over de situatie in het gebied vertellen verschillende vluchtelingen hun verhaal. „Vijf van mijn kinderen kwamen om”, zegt een 40-jarige vrouw. „Twee van hen overleden ongeveer twee jaar geleden toen we voor de eerste keer moesten vluchten. Zij stierven in de bossen omdat er niet genoeg voedsel was. De drie anderen stierven in 2004 onder dezelfde omstandigheden, tijdens het regenseizoen.” Een 34-jarige vrouw: „In de bossen bleven we vluchten. In de nacht, iedere keer als we de Mai Mai hoorden zingen, pakten we onze spullen op en renden weer verder.”
Hofman benadrukt dat de hulporganisatie niet heeft hoeven zoeken naar de meest dramatische verhalen voor het rapport. „Dergelijke verhalen hoor je van iedereen.” Annette Peters, die onlangs uit het gebied terugkeerde, onderstreept dat. „De mensen worden beheerst door angst. Jongens worden gedwongen te vechten voor de Mai Mai, terwijl meisjes moeten trouwen met een van de militieleden.” Een vrouw vertelde aan hulpverleners dat een Mai Mai-rebel haar 16-jarige dochter ten huwelijk vroeg. „Wat konden we zeggen? Als we weigerden, zouden we gedood worden. Ze ging voor de eer van de familie. Haar bruidsschat was een parel, maar met een parel kun je niets doen.”
Over de omvang van het rebellenleger is nauwelijks iets bekend, zegt Hofman. „De regering houdt het op een zo laag mogelijk aantal, terwijl de Mai Mai zelf over duizenden leden spreekt. Niemand weet het precies, net zomin als iemand weet hoeveel mensen er nu precies in Katanga wonen. Misschien woont er nu bijna niemand meer, misschien nog wel tienduizenden mensen.” Door de gevechten zijn grote delen van het gebied tot nog toe onbereikbaar. Ook de autoriteiten hebben geen flauw benul hoeveel mensen het gebied bevolken.
Feit is dat er 92.000 vluchtelingen naar plaatsen als Dubie en Pweto zijn gestroomd. Hofman: „Dubie had 10.000 inwoners, maar daar zijn sinds november meer dan 17.000 vluchtelingen bijgekomen. Voor bijvoorbeeld de voedselvoorziening levert dat ernstige problemen op.” Dubie is door de afgelegen ligging zeer moeilijk bereikbaar, dus importeren is ook een moeizame onderneming.
Hofman noemt het ontstellend dat er zo weinig internationale aandacht voor de vluchtelingen is. „Artsen zonder Grenzen is vrijwel de enige organisatie die in het gebied actief is, terwijl er zeer veel te doen is. Veel van onze patiënten lijden aan malaria, worminfecties, acute luchtwegonstekingen en diarree. Wij doen wat we kunnen, maar er is meer hulp nodig”, zegt hij.
„Het lijkt er op dat 100.000 vluchtelingen nauwelijks indruk meer maken”, constateert Hofman. „We zijn gewend geraakt aan aantallen zoals een miljoen vluchtelingen in Darfur. Daar mogen kleinere aantallen vluchtelingen echter nooit de dupe van worden.”
Maandag presenteren de Verenigde Naties en de Europese Unie in Brussel een humanitair actieplan voor de Democratische Republiek Congo. Tijdens een ministeriële conferentie, die geheel gewijd is aan het Afrikaanse land, zal onder anderen de hoogste VN-gezant voor humanitaire zaken, Jan Egeland, het woord voeren. „We moeten meer doen voor vergeten gebieden”, liet Egeland naar aanleiding van de conferentie weten. Wellicht brengt het de crisis in Katanga uit de vergetelheid.