Zondag is geen nieuwe sabbat
De geschiedenis van de week is gestempeld door het feit dat de Romeinse keizer Constantijn in het jaar 321 de zondag bij wet tot algemene rustdag maakte in het gehele Romeinse Rijk. Prof. dr. Henk Jan de Jonge zoekt een verklaring voor de bijzondere positie in het houden van gezamenlijke maaltijden door de eerste christenen, een dag na de Joodse familiemaaltijd.
Waaraan dankt, historisch gezien, de zondag zijn bijzondere plaats? En waardoor werd het speciaal de zondag die deze plaats kreeg en niet een andere dag?De zevendaagse week is in Europa een tamelijk recent verschijnsel. Hij was hier tot het begin van de Romeinse keizertijd niet op ruime schaal bekend. De Grieken kenden hem niet. De Romeinen kenden in Italië van oudsher een week, niet van zeven, maar van acht dagen.
Overdrijving
Elke achtste dag werd zo veel mogelijk van landarbeid en ander werk vrijgehouden, opdat men naar de markten in de steden kon komen voor koop en verkoop. Op de marktdagen, nundinae, werd er in de steden niet alleen markt gehouden, er vonden ook allerlei publieke evenementen en godsdienstige ceremonies plaats.
Pas in de eerste en de tweede eeuw van onze jaartelling vond in het Romeinse Rijk geleidelijk de zevendaagse week ingang. Dit kwam door een innovatie uit de eerste eeuw vóór onze jaartelling. Een groeiend aantal Romeinen was er toen in de praktijk toe overgegaan niet te werken op de rustdag of sabbat van de aloude zevendaagse week van de Joden. Daardoor werd deze vrije dag als vanzelf het uitgangspunt voor een nieuwe indeling van de tijd, en wel in reeksen van zeven dagen. In deze nieuwe weken werd de zevende dag van de Joden, de rustdag, de eerste dag. Die eerste dag kreeg de naam van de planeet Saturnus, ”dies Saturni”, onze zaterdag.
Allengs werden aan de overige zes dagen de namen van de andere toen bekende planeten gegeven, inclusief de zon en de maan. Zo ontstond de zogenaamde planetenweek. De eerste dag werd dus de genoemde Saturnusdag, de tweede dag de dag van de Zon, de derde dag die van de Maan, de vierde dag die van Mars, de vijfde die van Mercurius, de zesde die van Jupiter en de zevende die van Venus.
Aan het begin van de derde eeuw na Christus kon de Romeinse historicus Cassius Dio met recht verklaren dat de toen volledige planetenweek een cyclus van tamelijk recente datum was.
De opkomst van de Romeinse zevendaagse planetenweek was een direct gevolg van de invloed die Joden op handel, verkeer en maatschappij uitoefenden. In de laatste drie eeuwen voor Christus hadden Joden zich in zeer groten getale buiten Judea gevestigd, in alle landen rond de Middellandse Zee, eerst vooral in Egypte, Syrië en Klein-Azië, later ook in Griekenland, Rome en de kusten van Afrika en Spanje. Het feit dat de meeste van deze Joden op sabbat niet werkten kon niet anders dan effect hebben op de arbeid ook van niet-Joden.
De Joodse geschiedschrijver Josephus beweerde aan het eind van de eerste eeuw na Christus niet zonder trots, maar ook wel met enige overdrijving: „Er is geen stad, hetzij Grieks, hetzij barbaars, noch enig volk, waartoe onze manier om de zevende dag (zaterdag) te vieren niet is doorgedrongen.”
Iets anders zei de christelijke auteur Tertullianus het een eeuw later, toen hij opmerkte dat de Romeinen „de Saturnusdag (de zaterdag dus) wijdden aan lediggang en schranspartijen.”
In elk geval zijn onder invloed van het jodendom veel niet-Joden in de Romeinse samenleving van de eerste en de tweede eeuw de dag van Saturnus (zaterdag) als rustdag in acht gaan nemen.
Vreugde
Christenen hebben in de eerste eeuw van meet af aan de zevendaagse week overgenomen - niet de Romeinse planetenweek, maar de Joodse week, inclusief de Joodse aanduidingen van de dagen. Die aanduidingen luidden, vanaf de zondag: ”de eerste dag na de sabbat” (hê prôtê hêmera tôn sabbatôn), ”tweede dag”, ”derde dag”, ”vierde dag”, ”vijfde dag”, ”zesde dag” of ”voorbereiding” (paraskeuê) en sabbat.
Dat het de Joodse week was die de christenen overnamen, niet de Romeinse planetenweek, blijkt onder meer daaruit dat voor christenen, net als voor Joden, de zondag als eerste dag van de week bleef gelden, de maandag als tweede dag enzovoort.
In de Romeinse planetenkalender is de eerste dag de zaterdag. Alleen gebruikten christenen vanaf het eind van de eerste eeuw voor de zondag ook wel een eigen benaming: ”de dag van de Heer”, hê kuriakê hêmera.
In de loop van de tweede eeuw gingen christenen in het Westen echter over op het gebruik van de namen van de steeds sterker opdringende planetenweek, behalve voor de zondag, die ”dag van de Heer” bleef heten: dies dominicus.
De christelijke auteur Justinus bijvoorbeeld spreekt in Rome rond 150 van „de dag die men de dag van de zon noemt.” In het moderne Grieks zijn alle dagen de namen van de Joodse weekdagen blijven dragen, behalve de zondag, die niet meer ”eerste dag” heet, maar ”dag van de Heer”, kuriakê.
De hedendaagse week is zo een mengvorm van de Joods-christelijke week en de Romeinse planetenweek. Joods is het zevental van de dagen, de positie van de zondag als eerste dag van de week, en, in sommige talen, de benaming van de zaterdag als sabbat (bv. ”sàbbato” in het Italiaans en ”sabbato” in het Grieks).
Christelijk is de benaming van de zondag als dag van de Heer, zowel in de Romaanse talen (bv. ”domènica”, ”dimanche”) als in het Grieks (”kuriakê”).
Romeins ten slotte is de vernoeming van een aantal dagen naar zon, maan en planeten. Hun namen werden in Noord-Europa deels weer vervangen door hun Germaanse equivalenten. Als systeem is deze week een erfenis van het jodendom en het christendom.
De bijzondere positie nu die de zondag in de week ook in de huidige tijd inneemt, gaat via de wetgeving van Constantijn terug op de bevoorrechte plaats die deze dag tussen de andere weekdagen kreeg in het christendom van de eerste eeuw. Deze uitzonderlijke waardering blijkt onder meer uit het feit dat de zondag als enige weekdag al in de eerste eeuw een eigen christelijke benaming kreeg, ”de dag van de Heer”, ”hê kuriakê hêmera”, weldra kortweg kuriakê. Het speciale van de zondag blijkt ook daaruit dat deze dag volgens vroege christenen gevierd werd met bijzondere vreugde.
Dans
Het bijzondere van de zondag was echter niet dat hij een vrije dag was, want dat was hij niet. Tot Constantijn was de zondag een werkdag als alle andere werkdagen. Het enige waardoor de zondag van de christenen zich van de andere dagen onderscheidde was dat de christenen op zondagavond, na werktijd, gemeenschappelijk de avondmaaltijd gebruikten. Dát maakte de zondag, hoewel werkdag, tot feestdag.
Het was inderdaad kenmerkend voor christenen van de eerste en de tweede eeuw dat ze eens in de week ’s avonds samenkwamen om te eten en na afloop de avond samen door te brengen. Dit had plaats ten huize van één van de deelnemers.
De avond omvatte twee delen: de maaltijd en het ongedwongen samenzijn daarna. Dit was het stramien van de periodieke samenkomsten van talloze verenigingen, genootschappen en clubs in de Grieks-Romeinse wereld.
Steevast omvatten zulke samenkomsten de maaltijd en het onderhoudend samenzijn, ”deipnon” en ”sumposion”. Tijdens het tweede deel konden allerlei nuttige, aangename en opbouwende activiteiten plaatshebben: gesprekken, toespraken, improvisaties, voorlezingen, maar ook zang, muziek en dans, alles onder het genot van meer of minder wijn.
Het verenigingswezen had in de eeuwen rond het begin van de jaartelling een hoge vlucht genomen. Verenigingen waren er in vele soorten: genootschappen ter verering van een god of goden, gilden van beroepsgenoten, bijvoorbeeld timmerlieden, verenigingen voor vrijwillige brandweer, zangverenigingen, filosofische debatingclubs - aan de variëteit was geen einde.
We kennen hun structuur en functioneren goed uit antieke inscripties. Al die verenigingen hadden gemeen dat hun leden periodiek ’s avonds met elkaar gingen eten en nazitten.
Volgens dit model zijn ook de christenen hun samenkomsten gaan houden. Zoals alle verenigingen richtten ook de christelijke gemeenten zich met hun groepsmaaltijd naar een vast beginsel: zonder vormen en symbolische handelingen kan geen gezindheid blijven bestaan.
Cultuur
De keuze van de zondag voor de gezamenlijke maaltijd van de christenen moet mijns inziens uit pragmatische redenen worden verklaard. Het christendom ontstond als beweging binnen het jodendom. De christenen van de jaren dertig waren nog allen Joden, zo ook de meeste van de jaren veertig. We weten dat in veel Joodse families op zaterdag, aan het eind van de sabbat, in de huiselijke kring een goed, feestelijk avondmaal plaatshad, waarbij ook wel gasten werden genodigd.
Joden die christen waren geworden zullen doorgaans aan die familiemaaltijd op zaterdagavond zijn blijven deelnemen. Voor hen als christenen was echter een gemeenschappelijk maal met medechristenen toch belangrijker. Pas bij die groepsmaaltijd en in het samenzijn dat erop aansloot, konden zij hun nieuwe overtuigingen en verwachtingen volledig met geestverwanten delen.
Pas aan het christelijk avondmaal anticipeerden zij werkelijk op de ideale toekomst die zij verwachtten. Pas aan deze maaltijd beleefden zij dat zij een nieuwe schepping waren. Pas dit avondmaal was de volle uitdrukking van hun identiteit. Hierbij vergeleken was het Joodse familiemaal, hoe feestelijk ook, van mindere betekenis.
Onvermijdelijk ontstond zo tussen het nieuwe verenigingsmaal van de christelijke Joden en het sabbatsmaal van hun Joodse families enige concurrentie. Onbedoeld moet het christelijk groepsmaal door christelijke Joden als een soort aanvulling en correctie op het Joodse familiemaal van zaterdagavond zijn ervaren, mogelijk ook als een sublimatie daarvan.
Om het tekort van het familiemaal te compenseren moest het correctief, het christelijk avondmaal, daar liefst zo spoedig mogelijk op volgen. Een correctie is het effectiefst als ze zo spoedig mogelijk volgt op dat wat wordt verbeterd. Voor de samenkomst van de christelijke Joden was, na het familiemaal op zaterdagavond, het einde van de eerstvolgende dag, na afloop van het werk, de aangewezen tijd. Dat was de eerste gelegenheid na de sabbat.
Zo kwam, volgens deze hypothese, het christelijk verenigingsmaal op zondagavond terecht. Hiermee is niet gezegd dat de keuze voor de zondagavond een heel bewuste is geweest. Deze keuze kan zeer wel zonder veel reflectie, zonder veel overleg en tamelijk spontaan gemaakt zijn. Maar een zekere rationaliteit valt in de keus wel te ontdekken.
De zondag is daarmee geen sabbat in nieuwe gedaante; het is een nieuw verschijnsel daarnaast. Deze nieuwe zondag bleef het begin van de week, net als voorheen de eerste dag van de Joodse week. In tegenstelling tot de dag, de maand en het jaar, is de week niet afhankelijk van de beweging van hemellichamen. Ze is louter een product van de menselijke geest en de cultuur.
Het mag een wonder heten dat dit product van geest en cultuur bijna twee millennia met succes heeft overleefd.
De auteur is hoogleraar Nieuwe Testament en vroegchristelijke letterkunde aan de Universiteit Leiden. De tekst is een bewerking van zijn woensdag uitgesproken rede ter gelegenheid van de 431e geboortedag van de universiteit.