Economie

„Laat Poolse arbeiders maar komen”

BRUSSEL - Gooi de grenzen voor werknemers uit Oost-Europa volledig open. De Europese Commissie zegt dat weliswaar niet met zoveel woorden, maar in een gisteren gepubliceerde analyse van de tot nu toe opgetreden mobiliteit vanuit die regio staan louter positieve conclusies. De boodschap is duidelijk.

A. A. C. de Rooij
9 February 2006 10:11Gewijzigd op 14 November 2020 03:27
NAALDWIJK – Volledig open grenzen voor werknemers uit Oost Europa, daar ziet de Europese Commissie duidelijk brood in. Op de foto Poolse werknemers bij een bloemenexportbedrijf in Naaldwijk. Foto Roel Dijkstra
NAALDWIJK – Volledig open grenzen voor werknemers uit Oost Europa, daar ziet de Europese Commissie duidelijk brood in. Op de foto Poolse werknemers bij een bloemenexportbedrijf in Naaldwijk. Foto Roel Dijkstra

Houdt Nederland voorlopig het aantal mensen uit Polen en uit de overige delen van het vroegere communistische blok dat hier aan de slag gaat beperkt of bieden we over enkele maanden ruim baan? In 2004, bij de uitbreiding van de EU, koos de regering ervoor jaarlijks maximaal slechts 22.000 personen van ginds een werkvergunning te verstrekken. Binnenkort moet zij laten weten of zij het quotum verlengt. Voor elf van de veertien andere oude lidstaten geldt hetzelfde.Commissaris Vladimir Spidla, die de portefeuille van sociale zaken beheert en die zelf uit Tsjechië komt, heeft de feiten op een rij gezet om te helpen bij de beslissing. Een aanbeveling in formele zin doet hij niet.

De vrees bij de burgers verdrongen te worden door goedkope arbeidskrachten van elders wortelt diep en speelde wellicht een rol bij het nee tegen de grondwet. Brussel wenst daarom niet de indruk te wekken dat het op dit punt iets voorschrijft. Maar Spidla merkte bij de presentatie van zijn verslag wel op: „De angsten zijn vaak buiten proporties en vormen geen afspiegeling van de realiteit.”

Hij stelt vast dat er na de aansluiting van de naties uit de oostelijke helft van het continent „geen catastrofale of nijpende situaties” zijn geweest op de arbeidsmarkten in het westen. De migratiestromen bleken gering van omvang en de gevolgen waren juist gunstig, constateert hij. Drie EU-partners, te weten Groot-Brittannië, Ierland en Zweden, hanteren geen restricties en in die landen versnelde de economische groei, werden meer banen gecreëerd en daalde de werkloosheid. Of er inderdaad een verband bestaat tussen een en ander, is echter moeilijk te traceren.

De toelichting van Spidla klonk zeker niet op alle fronten overtuigend. Hij waagde het zelfs om te poneren dat mede dankzij de komst van buitenlanders de Britse rente zich op een laag niveau bevindt. Op de vraag om die bewering te onderbouwen, bleef hij het antwoord schuldig. Hij volstond met bewoordingen als „men zegt” en „ik wil daar geen polemiek over.” Samenvattend benadrukte hij: „Vrij verkeer is vanuit economisch oogpunt rationeel en het principe ligt nu eenmaal verankerd in de verdragen.” En daar valt weinig op af te dingen.

Dat het om een gevoelig onderwerp gaat, leren berichten uit Ierland. Onderdanen van de nieuwe lidstaten omvatten daar inmiddels 3,8 procent van alle werkenden. Nergens anders is dat percentage zo hoog. Toen vorig jaar een rederij ruim 500 medewerkers verving door Oost-Europeanen, lokte dat veel protest uit en volgens een peiling van een krant spreekt thans 69 procent van de eilandbewoners zich uit voor alsnog een limiet.

Op 1 mei 2004 kreeg de EU er tien leden bij. In beginsel mag binnen de Unie iemand werken waar hij of zij maar wil. De oude garde meende de bui al te zien hangen: een massale uittocht van mannen en vrouwen van de arme naar de rijke lidstaten, waar zij een voor hun maatstaven vorstelijk salaris verdienen. Dat zou naar verwachting leiden tot een verlies van werkgelegenheid onder autochtonen.

Tegen die achtergrond werd bij de toetredingsonderhandelingen afgesproken de regeringen de mogelijkheid te bieden tijdelijk, gedurende een overgangsperiode, de toevloed in te dammen. Ten aanzien van de twee kleintjes binnen de aangehaakte groep, Cyprus en Malta, geldt die optie niet.

Nederland trok, zoals vermeld, een streep bij 22.000. Bovendien waren betrokkenen alleen welkom in sectoren met veel onvervulbare vacatures, waaronder de tuinbouw en de slachterijen. De landen met een beperkend regime kunnen de maatregelen twee keer verlengen, nu met drie jaar en daarna nog eens met twee jaar. Uiterlijk in 2011 moeten in de EU voor werkzoekenden de binnengrenzen overal zijn verdwenen.

Duitsland en Oostenrijk zullen kiezen voor handhaving van de belemmeringen. Finland en Spanje geven waarschijnlijk de markt vrij. Hoe de rest oordeelt, is ongewis. Het kabinet in Den Haag maakt in maart zijn standpunt bekend.

Werkgeversorganisaties dringen erop aan alle restricties op te heffen. Zij beklemtonen dat op den duur personeel van ver weg hard nodig is. Bij een groeiende economie en een vergrijzende bevolking zal er straks onvoldoende aanbod zijn van nationale zijde.

De vakbeweging is wat minder stellig. Zij verlangt in ieder geval een garantie dat iedereen die een bepaalde taak verricht daarvoor hetzelfde bedrag ontvangt, om het risico uit te sluiten dat een buitenlander met minder genoegen neemt en daardoor aantrekkelijker is voor de baas dan een Nederlander.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer