Tussen geloof en ongeloof
Lodewijk Asscher, aanstormend talent op links, ziet zichzelf als een ambitieus en enthousiast politicus met slechts één droom: Amsterdam ombouwen tot een stad van vrijheid en tolerantie. Zijn eigen Joodse komaf en bewogen familiegeschiedenis inspireren hem in zijn strijd tegen discriminatie en sociale achterstelling. Is er volgens de jeugdige PvdA-fractieleider straks ook plaats in de stad voor een orthodoxe imam die in de moskee verkondigt dat man en vrouw ongelijk zijn? ”Dat is een delicate vraag.”
”Zo aardig en toch politicus”. Mr. dr. Lodewijk Asscher (31) glimlacht bij het zien van de kop boven een portret van hem in NRC Handelsblad. Zijn secretaresse op het stadhuis in Amsterdam is het er helemaal mee eens. ”Goed gekozen”, vindt ze. ”Lodewijk is een man bij wie het hart op de goede plaats zit, een echte bruggenbouwer. Hij heeft veel in zijn mars, er komt een dag dat hij aantreedt als minister.”Voorlopig richt Asscher de blik op Amsterdam. Hij hoopt na de gemeenteraadsverkiezingen in maart op een wethouderszetel. Al blijft Den Haag aan de horizon in beeld. Regelmatig treft hij Wouter Bos voor onderling overleg, de twee kunnen uitstekend met elkaar overweg. Toen Asscher onlangs zijn ideaalbeeld over Amsterdam in 2020 in boekvorm naar buiten bracht, kreeg de PvdA-leider het eerste exemplaar.
Bent u zo aardig?
”Mijn vrouw zegt van wel”, zegt hij lachend. ”Ik ben in elk geval vrolijk en optimistisch. Ik probeer mensen met respect tegemoet te treden, ook in de politiek. Bij de een gaat dat natuurlijk beter dan bij de ander.”
Hoe moeilijk is het iemand de waarheid te zeggen?
”Ik vind het niet moeilijk. Politiek komt erop neer dat je verschil maakt. De kunst is om je niet te richten op de persoon, maar op de boodschap. Die mag je scherp onder kritiek stellen.”
Wie zou u graag de wacht aanzeggen?
”Ik heb grote moeite met wat Gerrit Zalm eind vorig jaar heeft gezegd over armoede. Zulke uitspraken emotioneren mij. Ik spreek wekelijks mensen die diep in de schulden zitten en geen uitweg meer zien. Hoe kun je het maken om te zeggen dat het allemaal wel meevalt in ons land en dat armoede hier niet voorkomt?”
Hoe gaat u zelf met kritiek om?
”Ik vraag altijd aan fractiegenoten om mij kritisch te volgen. Kritiek is een gunst. Naast het werk als fractievoorzitter ben ik docent op de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Ik ben gewend om fundamentele kritiek te krijgen op artikelen en analyses die ik schrijf. Dat is niet erg, zolang het maar op een faire manier gebeurt. Ik ben jong, ik moet veel leren.”
Mensen in uw omgeving typeren u als bedachtzaam.
”Kan ik me voorstellen. Misschien is het een trek van juristen. Het heeft te maken met mijn wetenschappelijke opleiding. Als ik met een probleem word geconfronteerd, reageer ik niet impulsief, maar ben ik eerder geneigd om te wegen en te analyseren. In de politiek is dat anders. Ik heb er aan moeten wennen om snel op allerlei kwesties te reageren. Maar mijn streven blijft erop gericht een verhaal goed te onderbouwen en een visie te ontwikkelen aan de hand van deugdelijke argumenten.”
Wie is voor u een inspirerend voorbeeld?
”Ik kan verschillende namen noemen. Mijn grootvader Lodewijk, naar wie ik ben vernoemd, is een man voor wie ik grote bewondering heb. Hij was een Amsterdamse gentleman van het ouderwetse soort, heel beschaafd en altijd op zoek naar nieuwe dingen. Zijn interesse voor de wereld om hem heen was enorm. Hij las dagelijks vier kranten.
Ik heb het voorrecht om in Amsterdam samen te werken met enkele bijzondere mensen. Burgemeester Cohen en wethouder Aboutaleb zijn voor mij lichtende voorbeelden. Als je ziet hoe zij in een waanzinnig complexe samenleving omgaan met mensen - ik heb er groot respect voor. Zij trekken soms scherpe grenzen, ze voeren een hard beleid, maar hun toon is er altijd een van optimisme en vertrouwen in mensen.”
Lodewijk Asscher stamt uit een vooraanstaand Joods geslacht van diamantairs, die in de negentiende eeuw naam maakten met de levering van de grootste diamant ter wereld aan de koninklijke familie van Engeland. ”Na de oorlog heeft mijn grootvader het bedrijf opnieuw opgebouwd. Daarna namen mijn ooms het over, mijn vader koos voor de advocatuur. Inmiddels zitten mijn neef en nicht ook in het bedrijf.”
Uw overgrootvader was Abraham Asscher, voorzitter van de Joodsche Raad tijdens de oorlogsjaren. Over zijn optreden is na de oorlog veel te doen geweest. Hoe gaat u met dit stukje familiegeschiedenis om?
”Het is een zeer gevoelig onderwerp, waarover ik altijd met terughoudendheid spreek. Voor de nabestaanden van Joodse slachtoffers en voor onze eigen familie is het een geschiedenis vol verdriet. De rol die Abraham Asscher in de oorlog heeft gespeeld, is voor veel mensen een pijnlijke. Dat is evident. Dat probeer ik mij ook altijd bewust te zijn.”
Historici hebben het hem aangerekend dat veel Joden naar nazi-Duitsland zijn gedeporteerd. Deelt u hun oordeel?
”Het past mij nauwelijks om er een oordeel over uit te spreken. Mijn grootvader, die zelf in Bergen-Belsen heeft gezeten, heeft zijn vader altijd als een leeuw verdedigd. Ik vind dat ontroerend, ik snap het van hem. Voor mij ligt het anders. Ik zie Abraham Asscher toch meer als een persoon uit het verleden. Dat schept enige distantie.
Persoonlijk geloof ik niet dat hij een slecht mens was. Ik denk wel dat hij enorme fouten heeft gemaakt. Maar in hoeverre het laakbare naïviteit was, kan ik niet beoordelen; dat wil ik ook niet.”
Heeft de Holocaust in uw opvoeding een rol gespeeld?
”Mijn vader was een onderduikkind. Dat heeft op hem invloed gehad en via hem ook op ons. Je merkt het als kind. Mijn vader heeft een groot plichtsbesef, heeft altijd een enorme inzet en houdt er een sobere levenswijze op na.
Mijn ouders hebben mij opgevoed met het idee dat een rechtsstaat iets fragiels is en dat het daarom de moeite waard is je ervoor in te spannen. Ongelijkheid betekent risico’s, het leidt ertoe dat mensen elkaar iets kunnen aandoen. Op die manier kreeg ik een drijfveer in me om me in te zetten voor gelijke behandeling en me te verzetten tegen discriminatie.”
Hoe staat u tegenover het Joodse geloof?
”Mijn moeder is niet-Joods, volgens de halachische Joodse wet ben ik het dus ook niet. Toch maakt het onderdeel uit van mijn identiteit. Thuis vierden wij de Joodse feesten, zoals Pesach. Mijn ouders leerden mij over de achtergronden van sommige gebruiken, rituelen en tradities.
De Joodse verhalen vind ik prachtig. Maar ik zie ze niet als een openbaring van God. Ik weet ook niet of ik gelovig ben. Ik heb niet zo’n concreet beeld van God. Tegelijk voel ik me wel verbonden met de Joodse traditie. Ik zit ergens tussen geloof en ongeloof in, denk ik.”
Asscher was 27 jaar toen hij de politiek inging. Zijn ster steeg snel: amper twee jaar later werd hij voorzitter van de PvdA-fractie, met vijftien zetels de grootste in Amsterdam. Na de raadsverkiezingen in maart hoopt hij een zetel te krijgen in het college van burgemeester en wethouders.
Eind vorig jaar publiceerde u uw toekomstdroom voor Amsterdam. Hoe zit het ook alweer met uw visie op de Wallen?
”Ik schreef dat ik de Wallen liever sluit als er sprake is van aanhoudende criminaliteit en vrouwenhandel. Dat werd meteen uitgelegd alsof ik sowieso voor sluiting van de bordelen ben. Ik kreeg talloze reacties. Wat ik bedoelde te zeggen is dat zolang er afschuwelijke misstanden op de Wallen plaatsvinden en vrouwen er tegen hun wil werken, wij niet onverschillig mogen toezien onder het motto: Zie eens hoe tolerant wij zijn. Dat kan dus echt niet.”
Uw fractiegenote Karina Schaapman bepleitte onlangs afschaffing van de wet die prostitutie mogelijk maakt.
”Zover ben ik niet. Ik vind het heel goed dat zij de morele vraag of prostitutie normaal werk is, aan de orde stelt. Zelf denk ik niet dat de positie van de vrouwen er met een bordeelverbod beter op zal worden.”
Vindt u prostitutie moreel acceptabel?
”Ik vind het moeilijk voorstelbaar dat vrouwen er vrijwillig voor kiezen, maar als het gebeurt, moet er voor hen ruimte zijn, al krijg ik er geen feestelijke gevoelens bij.”
Volgens uw boekje is de islam in 2020 de grootste godsdienst in Amsterdam. Is dat eng?
”Nee.”
Veel orthodoxe moslims moeten niets hebben van de westerse opvattingen over vrijheid.
”Ik geloof niet dat het werkelijk om een groot deel gaat. Bij de oudere generatie en onder nieuwkomers kan dat zo zijn, maar zeker onder veel jonge moslims merk ik dat zij goed weten om te gaan met de essentiële vrijheidsrechten die er in het Westen zijn en dat zij die voor geen goud willen inruilen voor iets anders. Zij dragen respect uit voor andersdenkenden en vragen anderen om respect voor hun geloofsbeleving.”
Een groot deel houdt er radicale opvattingen op na.
”Ik bestrijd het beeld dat alle moslims een fundamentalistisch blok vormen. Daarmee doe je veel moslims die zich met hart en ziel inzetten voor de stad, groot onrecht. Zij verdienen onze steun. De islam is niet eng, moslims zijn niet eng en een islamitische burgemeester is ook niet eng.”
”Daarmee bagatelliseer ik het probleem van radicalisering niet. Integendeel. Er is een klein deel extremistische engerds, van wie een nog kleiner deel permanent wordt gevolgd. We moeten alles op alles zetten om radicalisering onder jongeren te signaleren, te bestrijden en te voorkomen. Soms zijn daarbij ook harde maatregelen nodig.”
De islam is wat u betreft welkom, maar wel in een modern, liberaal jasje. Is dat niet arrogant?
”Godsdienst is niet iets statisch, hij is voortdurend in ontwikkeling. Dat hangt samen met de omgeving waarin gelovigen leven. Ik zie dat moslims in Amsterdam zowel moslim als Amsterdammer willen zijn. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop zij zich in het openbare leven gedragen. Ik kan me best voorstellen dat Amsterdam een islamitische burgemeester heeft die vast tijdens de ramadan. Wat ik me niet kan voorstellen is dat hij de grondrechten afwijst, de democratische staatsvorm en de scheiding van kerk en staat ongedaan wil maken. Over die vrijheden valt niet te onderhandelen.”
Mogen imams in 2020 tijdens hun vrijdagse preek homoseksualiteit en het westerse gelijkheidsdenken over man en vrouw afwijzen?
”Wat mij betreft komt dat in 2020 niet meer voor. Of je het kunt verbieden is een delicate vraag die ik niet zwart-wit kan beantwoorden. Bij zo’n kwestie zijn verschillende vrijheidsrechten in het geding. Wat mij betreft ligt de grens aan vrijheid van godsdienst en meningsuiting daar waar wordt opgeroepen tot geweld, ook psychisch geweld.”
Kunt u zich indenken dat de weerzin in de samenleving tegen de visie dat man en vrouw ongelijk zijn, zo groot wordt dat de overheid het uitdragen ervan in kerk en moskee aan banden legt?
”Ik kan mij een zekere vrees onder orthodoxe christenen en moslims hiervoor indenken, maar toch is het onwaarschijnlijk dat de overheid zo ver gaat. Zeker, het recht is voortdurend in beweging. Maar het recht op godsdienstvrijheid is diep verankerd in de Nederlandse cultuur en traditie. Naar mijn overtuiging is in onze samenleving ook plaats voor mensen die opvattingen hebben die lijnrecht tegen de mijne ingaan. Op de basis van onze grondwet is er voor veel mensen ruimte.”
De Commissie Gelijke Behandeling heeft onlangs een islamitische school in Amsterdam tot de orde geroepen omdat zij een sollicitante zonder hoofddoekje afwees. Inmiddels heeft de school laten weten die uitspraak naast zich neer te leggen. Wat nu?
”Wethouder Aboutaleb heeft die school per brief laten weten dat hij die opstelling betreurt. Zo’n houding past niet in een moderne samenleving. De school geeft het verkeerde voorbeeld. Ik ben het met hem eens.”
Is dat alles?
”Het is een lastige kwestie. Hoe moet je nu handelen als de school blijft volharden? Ik ben er niet uit, dat zeg ik eerlijk.”
In feite gedoogt u de situatie. Is dat niet soft?
”Nee, wij zijn niet soft. Deze school heeft ongelijk. Het is belangrijk dat wij die school op andere gedachten kunnen brengen. Maar hoe dat moet, weet ik op dit moment niet.”
Bewijst zo’n school niet dat er in de islam een onderstroom aanwezig is die zich niets gelegen laat liggen aan westerse waarden en normen en een confrontatie met de rest van de samenleving niet schuwt?
”Deze kwestie is zonder meer verontrustend. Daarom moeten wij er alles aan doen om duidelijk te maken dat vrijheid van godsdienst en onderwijs een uitruil impliceert; voor wat hoort wat. Het feit dat je een eigen school in vrijheid mag inrichten veronderstelt de plicht van respect voor andere meningen. De ene spelregel hoort bij de andere.”
Nog even dit: Wouter Bos kiest voor het CDA. Is dat op ingeven van u?
”Hij heeft dat gezegd toen ik op vakantie was. Ik heb begrepen dat hij zijn uitspraken later heeft genuanceerd. De vraag naar coalitiekeuze doet zich in Amsterdam ook voor: Ga je linksom of rechtsom? Ik vind die vraag niet zo interessant. Het is belangrijk dat je helder maakt hoe je beleid eruitziet en welke prioriteiten je stelt. Pas na de verkiezingen is de vraag interessant hoe je je keuzes zo goed mogelijk kunt realiseren.”
Zien wij u aantreden in een kernkabinet van Wouter Bos?
”Dat zal niet gebeuren.”
Waarom niet?
”Omdat ik de komende jaren echt ga voor Amsterdam.”