Vreze
Deze beproevende vrees spruit voort uit des Heeren ongenoegen. De apostel Paulus verkeerde drie dagen onder deze schrik. Het was een tijd zonder te kunnen zien. Hij was op weg naar Damascus om als een schelm de kerk van God uit te roeien.
Hij kon wel zeggen dat hij het uit onwetendheid deed. Doch de stem kwam tot hem en zei: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?” Toen viel hij op de aarde en zei: „Wie zijt gij Heere?” De Heere zei: „Ik ben Jezus, Die gij vervolgt.” O mensen, wanneer bent u in zo’n toestand als deze?Er is ook een eerbiedige vrees in de gelovigen, na hun bekering gewerkt door zaligmakende genade. Deze vrees bestaat hierin dat wij hoge gedachten van God hebben.
O, wat een hoge, goedertieren gedachten koestert Gods volk van dat heerlijke Wezen. O, hoe menigmaal zal het arme schepsel Hem in overpeinzing hebben, wanneer het in zijn onwaardigheid de grootheid en de lieflijkheid van God leert in te leven.
Deze vrees bestaat ook hierin dat de ziel leeft onder een indruk van de eer van God. O, hoe zoet en aangenaam is het voor een teergevoelige ziel om Zijn eer in overdenking te hebben. „Leer mij Uw weg”, zegt de psalmist. Zijn hart moet bij de Heere verblijven en niet bij een voorbijgaande gedachte, maar bij een blijvende overdenking.
Alexander Shields, predikant in Schotland (”Boet predikatiën”, 1670)