De nu 23–jarige verdachte E.M., een voormalige buurjongen van het slachtoffer, ontkent volgens zijn advocaat elke betrokkenheid bij de moord. Tegenover het gerechtshof zweeg hij.Kort voordat het slachtoffer aan de steekwonden bezweek, zei hij tegen zijn moeder dat een Turk hem had gestoken met een mes. Naast deze verklaring ziet het OM bewijs in een sigarettenpeuk met het DNA van de destijds 18–jarige buurjongen. Die peuk werd gevonden op de plek waar volgens de advocaat–generaal de verdachte met een mes heeft staan wachten tot hij aan een buitenlamp zag dat het slachtoffer naar buiten ging.

Op de computer van M. zijn volgens de advocaat–generaal 572 afbeeldingen van messen en wapens gevonden. Ook volgens een kennis van de verdachte zou M. een obsessie voor messen hebben. Afgezien van een mogelijke fascinatie voor messen en steken, kon de advocaat–generaal geen ander motief bedenken voor de moord.

Advocaat D. Moszkowicz vindt het bewijs tegen zijn cliënt veel te mager voor een veroordeling. Getuigenverklaringen en ander bewijsmateriaal laten volgens de raadsman te veel ruimte voor twijfel, zeker omdat getuigen een man beschrijven, die ze niet met zekerheid herkenden als M. De rechtbank heeft volgens M. eerder op verkeerde gronden conclusies getrokken en verbanden geslagen.

M. werd kort na de moord al eens opgepakt, maar wegens gebrek aan bewijs weer op vrije voeten gesteld. Op aandringen van de nabestaanden werd het onderzoek in 2004 heropend. Een nieuwe analyse van de eerdere onderzoeksresultaten leidden toen opnieuw naar M. Begin september 2005 veroordeelde de rechtbank in Zutphen de voormalige buurjongen volgens de eis van de officier van justitie tot veertien jaar cel. De verdachte ging in hoger beroep.

Uitspraak 22 februari.