Binnenland

Nieuw meesterschap voor de schooldirecteur

De schoolbesturen moeten er nu echt aan geloven: per 1 augustus wordt in het basisonderwijs de lumpsumfinanciering ingevoerd. De Sliedrechtse Johannes Calvijnschool draaide proef. „Als scholen niet met elkaar gaan samenwerken, kunnen ze in hun voortbestaan worden bedreigd.”

L. Vogelaar
3 February 2006 08:29Gewijzigd op 14 November 2020 03:26
SLIEDRECHT – Voorzitter B. Oosterom, penningmeester H. van Verseveld en directeur R. G. Westerduin (v.l.n.r.) van de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht, die al twee jaar met lumpsumfinanciering experimenteert. „De omschakeling had veel meer om het lij
SLIEDRECHT – Voorzitter B. Oosterom, penningmeester H. van Verseveld en directeur R. G. Westerduin (v.l.n.r.) van de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht, die al twee jaar met lumpsumfinanciering experimenteert. „De omschakeling had veel meer om het lij

Met 572 leerlingen, verdeeld over 23 groepen, is de Calvijnschool de op twee na de grootste reformatorische basisschool van Nederland. Door de instroom van kleuters in een 24e groep zal het leerlingenaantal het komende halfjaar naar verwachting toenemen tot 600.Vanwege de omvang van de school zijn directeur R. G. Westerduin en zijn adjunct volledig van het lesgeven vrijgesteld. „We hadden allebei onze tijd hard nodig om ons op het nieuwe financieringssysteem voor te bereiden. Als pilotschool kregen we ook het nodige extra voor de kiezen door het vele overleg met het projectbureau”, zegt Westerduin. Het kostte penningmeester H. van Verseveld ongeveer een dag per week.

Sliedrecht werd pilotschool op verzoek van de reformatorische besturenorganisatie VGS. De school nam vanaf 2001 deel aan een project waarin 33 ”initiatiefrijke scholen” uit het primair en voortgezet onderwijs experimenteerden met grotere beleidsvrijheid.

Westerduin: „Wij namen met succes een proef met het Hoornse model: door alle groepen evenveel uren te geven en alle adv op vrijdagmiddag te plannen, is de school die middag gesloten en heb je geen adv-vervanging nodig. Met het geld dat daarmee wordt bespaard, kreeg elke groep een klassenassistent voor een dagdeel per week.

Vervolgens gingen we vanaf 1 januari 2004 meedoen aan de proef met lumpsumfinanciering. Daarvoor moest eerst de wet gewijzigd worden, zodat we samen met 33 andere scholen vrijstelling kregen van de gebruikelijke declaratiebekostiging.”

Geen potjes meer
Basisscholen krijgen van de overheid nu nog potjes geld met een labeltje erop: ongeveer 80 procent voor personeelslasten en 15 procent voor materiële zaken (waaronder het binnenonderhoud van de gebouwen; de gemeente zorgt voor de buitenkant). De rest heet ”schoolbudget” en is voor alle overige uitgaven.

Die labeltjes verdwijnen dit jaar: een schoolbestuur krijgt één zak geld en kan die naar eigen inzicht besteden. Dat geeft scholen meer vrijheid, maar het betekent ook dat ze kosten niet meer rechtstreeks bij het Rijk kunnen declareren. Sommige scholen zullen door het herverdeeleffect meer krijgen dan nu, andere minder.

Het voortgezet onderwijs werkt al sinds 1996 met deze lumpsumbekostiging. Het basisonderwijs zou in 2005 starten, maar dat is een jaar uitgesteld. Verder uitstel wees de Tweede Kamer twee weken geleden van de hand, ook al beklemtoonde onder meer de Onderwijsbond CNV dat een op de drie scholen niet klaar is voor het nieuwe stelsel. Tevergeefs pleitte de bond voor gefaseerde invoering, waarbij scholen een extra voorbereidingsjaar zouden kunnen krijgen.

Leeftijd
De omschakeling naar lumpsumfinanciering is heel ingrijpend, zeggen Van Verseveld en Westerduin. „Het had veel meer om het lijf dan we verwachtten.”

Bestuursvoorzitter B. Oosterom noemt vooral „de andere manier van denken” die van bestuur en directie wordt gevraagd. „In de huidige situatie reageert een bestuur vaak op ontwikkelingen, soms vrij ad hoc. Nu moeten we echter veel meer vooruit gaan denken en een meerjarenbegroting ontwikkelen. Het bestuur moet zich gaan beperken tot de hoofdlijnen, waarbij het zich meer richt op het behoeden van de identiteit dan op allerlei onderwijskundige details.

Vertrouwen tussen bestuur en directie is essentieel. Hoeveel piketpaaltjes het bestuur moet slaan, zal de praktijk uitwijzen. De directie maakt nader beleid, legt een begroting ter goedkeuring voor aan het bestuur en zorgt voor de uitvoering. Je mag van hen de wijsheid verwachten dat ze het bestuur goed blijven informeren.”

„In het oude systeem was de begroting gericht op uitputting”, vult penningmeester Van Verseveld aan. „Je maakte het geld op dat je kreeg, anders raakte je het kwijt, en je zorgde dat in het meetjaar alle formatieplaatsen vervuld waren, anders werden die je ook afgenomen. Onder het nieuwe stelsel zal een bestuur juist moeten sparen voor uitgaven die het over een paar jaar kan verwachten. Kwetsbaar zijn vooral de eenpitters, besturen met één school, en die zijn er in het reformatorisch onderwijs relatief heel veel.”

Door vooruit te kijken weet het Sliedrechtse bestuur dat binnen zijn team de komende drie jaar zo’n tien mensen 52 jaar hopen te worden en daardoor recht krijgen op één bapo-dagdeel per week. Vier jaar later mag die hele groep weer een dagdeel minder gaan werken.

„Dat kan een school veel geld kosten”, zeggen de bestuurders. „Als je dat niet opzij hebt gelegd, wordt het moeilijk. In het oude systeem kreeg je bekostigd wat je in huis had. Je hoefde je geen zorgen te maken als je veel oudere leerkrachten had die zwommen in hun bapo.”

In de toekomst krijgt elke school echter bapo-rechten bekostigd volgens een landelijk gemiddelde. Als een school fors afwijkt van dat gemiddelde, moet hij dat zelf betalen.

De loonkosten van het totale personeel worden vastgesteld op basis van de gemiddelde leeftijd van het team. Een groot aantal jonge personeelsleden kan ook een nadeel zijn: een school kan voor extra kosten vanwege ouderschapsverlof komen te staan.

Bij het vaststellen van de lumpsumvergoeding wordt geen rekening gehouden met het aantal dienstjaren. Mensen die vroeger instromen dan landelijk gemiddeld (en dat geldt voor veel leerkrachten op de VGS-scholen) verdienen meer dan late instromers en zijn dus duurder.

Mysterie
Na de start van het proefproject in Sliedrecht ontdekten beide directieleden dat ze niet over de nodige financiële kennis beschikten. „De materie was een mysterie voor ons. Daardoor moesten we eerst onze kennis bijspijkeren”, zegt Westerduin. Zelf zwaait hij dit jaar af, maar de adjunct-directeur en de managementassistente hebben inmiddels een boekhoudcursus gevolgd.

Oosterom: „We waren een tijdlang bezig met uitvinden waar de rem en het stuur zaten voordat we konden gaan rijden. Dat kan op collega-scholen ook een knelpunt worden. Onze penningmeester is controller en was gelukkig ruim beschikbaar, en we hebben er bewust nog een extra financieel deskundige bij gezocht om als bestuur niet te kwetsbaar te zijn. Niet alle scholen hebben echter experts.”

Bovenmeester
Een nog groter probleem kan bij de directeuren liggen. „Wij zijn hier vroeger op kweekschool, PA of pabo zeker niet voor opgeleid”, zegt Westerduin. „Een gevaar is dat de directeur die geen aanleg of interesse voor financiële zaken heeft, het werk toch gedeeltelijk aan de penningmeester overlaat. Die directie blijft echter verantwoordelijk voor het onderwijskundige beleid. Als er dan iets misloopt, krijg je enorme discussies of het geld de oorzaak is of het directiebeleid.”

Van Verseveld: „In het nieuwe stelsel moet een penningmeester met zijn handen óm de organisatie zitten, en niet erín. Dat laatste moet je niet willen. Voor ons als penningmeesters betekent het dat we de kunst van het loslaten moeten beoefenen.”

Of het directeurentekort door de taakverzwaring zal verergeren, kan Westerduin moeilijk inschatten. „Je krijgt veel verantwoordelijkheid, en dat is mooi. Als je je echter liever op de onderwijskundige kant richt, wordt de functie minder aantrekkelijk. De klassieke bovenmeester loopt hier vast. Ons werk is de afgelopen tien, vijftien jaar sterk veranderd.”

Het Sliedrechtse bestuur zit midden in de selectieprocedure voor de opvolging van Westerduin. „Het ideaal blijft een directeur met een onderwijsachtergrond. Een manager van buitenaf kan alleen functioneren als hij gevoel voor onderwijs heeft en nauw contact houdt met de mensen die wel met hun voeten in de klei staan.”

Samenwerking
Veel tijd vergde het toetsen van de methoden die voor het nieuwe systeem beschikbaar zijn. „Om niet allemaal het wiel opnieuw te gaan uitvinden, kun je binnen een federatie bijvoorbeeld een aantal penningmeesters in een werkgroep benoemen dat het werk onderling verdeelt.

Je kunt ook, zoals in Zeeland is gebeurd, in een intentieverklaring vastleggen dat je de herverdeeleffecten zult verdelen. Dat bevordert fusie niet, zoals sommige scholen vrezen, maar het kan een noodgedwongen fusie juist voorkomen. Je behoudt op deze wijze je zelfstandigheid en je identiteit, maar negatieve gevolgen vang je samen op. Dat is best wel even slikken voor scholen die er zelf heel goed bijstaan. Voor hun collega-scholen kan het echter de redding betekenen. Er zijn kleine scholen die het zonder samenwerking heel moeilijk krijgen.

Buiten het reformatorisch onderwijs vindt men het wel eens vreemd dat samenwerking bij ons soms zo moeizaam tot stand komt. Die samenwerking is echt onontbeerlijk.”

voetnoot (u17(Op de opiniepagina van donderdag deed de VGS verslag van de stand van zaken in het reformatorisch basisonderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer