„Afghanistan heeft talent uit Nederland hard nodig”
LONDEN - Nederland gaat hier woonachtige Afghanen tijdelijk uitlenen aan Afghanistan zodat ze daar hun deskundigheid kunnen inzetten voor de opbouw van hun vaderland. Het is een van de manieren waarop Den Haag wil meehelpen om de economie van het straatarme land te ontwikkelen. Het moet ook boeren bewegen de papaverteelt in te ruilen voor een ander beroep.
Minister van Ontwikkelingssamenwerking Van Ardenne noemde woensdag, op de laatste dag van de Afghanistanconferentie in Londen, dit initiatief als voorbeeld van hoe Nederland denkt bij te dragen aan de aanpak van de drugsteelt in het land.Nederland heeft voor de komende drie jaar 100 miljoen euro toegezegd (waarvan tussen de 5 en 10 miljoen gaat naar de zuidelijke Afghaanse provincie Uruzgan, waar mogelijk Nederlandse soldaten zullen worden gestationeerd). Al het geld zal via de Wereldbank in Afghanistan worden besteed, en dat is geheel in lijn met wat de Afghaanse president Karzai wil en waarop hij deze twee dagen heeft gehamerd: geef ons, leden van de centrale regering in Kabul, meer geld, want we zijn als overheid machteloos door geldgebrek.
Karzai wil dat de geldstromen van donoren voortaan ook centraal via zijn regering binnenkomen en worden uitgegeven. Een speciaal Afghanistanfonds van de Wereldbank is volgens Van Ardenne een goede manier om aan die wens tegemoet te komen. Ze staat dan ook volledig achter dit Afghaanse verzoek, want, zegt ze, het heeft diverse voordelen. „Kabul hoeft niet meer met zestig verschillende donoren te overleggen, verder ben je als donor ook veel meer voorspelbaar in je uitgavenpatroon (omdat de Wereldbank de projecten voor de donoren opzet en runt) en er is meer controle en druk op bijvoorbeeld de Afghaanse minister van Financiën om zich netjes aan de regels te houden.” Het aanpakken van corruptie, zo bedoelt ze te zeggen, gaat zo veel beter.
Maar niet alle donoren staan te springen om de geldstroom langs die weg -Wereldbank en de centrale Afghaanse regering- te laten lopen. Vandaar dat Van Ardenne „extra haar best zal doen” om anderen mee te krijgen.
Ook de projectleider bij de Britse ontwikkelingsorganisatie Care International, Howard Mollet, is blij met de centralere rol van Kabul bij het uitgeven van geld. „Er is daar zo’n wildgroei aan particuliere organisaties, duizenden zijn er de afgelopen jaren bij gekomen, maar een groot deel is van dubieuze kwaliteit. Ze zijn bijvoorbeeld vaak meer commercieel dan humanitair van aard.”
De koepelorganisatie van Afghaanse ngo’s, ACBAR, heeft om die reden een gedragscode opgesteld aan de hand waarvan organisaties zijn te toetsen. Burgers zijn zo in staat het kaf van het koren te scheiden. Wat Karzai nu wil, helpt ook schoon schip te maken, verwacht Mollet.
Van Ardenne gaf woensdag tijdens haar gesprek met de Nederlandse pers aan dat drugsbestrijding de komende vijf jaar een prominente plek krijgt in het opbouwbeleid van Karzai en zijn ministersploeg. Nederland zal daarbij hulp bieden door alternatieve bestaansmiddelen mee te helpen creëren, bedoeld voor boeren die willen stoppen met de papaverteelt.
Hoe dat vreedzame ”overhaal-beleid’’ van Den Haag is te combineren met de Amerikaanse keuze voor een rigoureuzere aanpak, namelijk door de papavervelden vanuit de lucht (door besproeiing) te verwoesten, bleef onduidelijk in het betoog van de Nederlandse minister. Met de Nederlandse aanpak kweek je ”goodwill”, de Amerikaanse benadering wekt juist weerzin onder de bevolking.
Howard Mollet heeft er vertrouwen in dat de keuze van Kabul doorslaggevend zal zijn - en die ligt helemaal in de lijn van wat Den Haag voorstaat. President Karzai kondigde dinsdag immers aan voor een langetermijnaanpak van het papaverprobleem te zijn, dat „minstens” tien jaar kan duren. De Amerikaanse sproeimethode zal op zich laten wachten, verwacht Mollet.
Wachten met initiatieven wil Van Ardenne in ieder geval niet. Vrijdag al wordt in Nederland een seminar gehouden voor bedrijven die in Afghanistan zaken willen doen, bijvoorbeeld als investeerder. Als voorbeeld van zo’n initiatief noemde Van Ardenne de samenwerking die „een Nederlands bedrijf” -de naam wilde ze om veiligheidsredenen niet noemen- is aangegaan met een Afghaanse producent van saffraan, een product dat volgens de minister een prima alternatief is voor papaver. Verder hebben inmiddels twee Nederlandse banken -ING en de Rabobank- zich in Kabul gevestigd, en verzorgen daar microcredieten voor kleine startende ondernemers.
Om ondernemende durfallen sneller over de streep te krijgen, is er dan nog het fonds van PSOM, liet de minister weten. PSOM staat voor Programma Samenwerking Opkomende Markten. Bedrijven die risicolanden als Afghanistan uitkiezen om er te investeren, kunnen concrete plannen indienen bij het PSOM en zo in aanmerking komen voor financiële ondersteuning, wat kan oplopen tot 50 à 60 procent van het investeringssbudget, maar niet meer dan een bedrag van 750.000 euro.
Een ander Nederlands initiatief is ten slotte de tijdelijke uitzending van in Nederland woonachtige Afghanen -in totaal wonen er in ons land 35000- die vanwege hun vakbekwaamheid hard nodig zijn in eigen land. Voor een periode van een halfjaar worden deze Afghaanse Nederlanders uitgeleend, en zij krijgen daarvoor een inkomen van de Nederlandse regering. Op dit moment zijn 51 Afghanen actief binnen dit project.