Lumpsum: katalysator voor samenwerking
Scholen krijgen per 1 augustus een zak geld en daarmee moeten zij het zien te redden. Dat vraagt om een andere aanpak. Veel scholen -ook de reformatorische- zijn erop voorbereid. Vraag blijft of de besturen sterk genoeg zijn en zij voldoende op de toekomst inspelen, stelt mr. J. W. Voorwinden.
Per 1 augustus zal de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs worden ingevoerd. Ook de reformatorische basisscholen krijgen dan één geldbedrag, waaruit alle kosten van de school betaald dienen te worden.Kenmerkend voor de reformatorische scholen is het feit dat veel scholen zogenaamde eenpitters zijn, dat wil zeggen: één bestuur beheert één school. De invoering van de lumpsum geeft de scholen enerzijds meer beleidsvrijheid, anderzijds betekent deze vrijheid ook meer verantwoordelijkheid en dus ook risico’s. Het moge duidelijk zijn dat deze risico’s voor een eenpitter lastiger zijn op te vangen dan voor een schoolbestuur waaronder tien scholen vallen.
Aan de invoering van de lumpsum is een periode van ruim twee jaar voorbereiding voorafgegaan. Door de organisaties in het onderwijs, waaronder de VGS maar bijvoorbeeld ook de Onderwijsbond CNV, is gezamenlijk een projectbureau gestart dat in verband met de voorbereiding van de lumpsum zeer veel voorbereidend werk heeft verricht.
Daarnaast heeft de VGS de schoolbesturen in het reformatorisch onderwijs intensief benaderd door middel van cursussen en voorlichtingsbrochures et cetera.
Van rood naar groen
Medio 2005 zijn alle reformatorische schoolbesturen door een VGS-medewerker bezocht om na te gaan of zij voorbereid zijn op de lumpsum. De resultaten van deze meting stemden de VGS niet optimistisch: veel schoolbesturen scoorden rood, hetgeen betekende dat zij er nog niet op voorbereid waren. De oorzaken daarvan lagen met name op het terrein van de administratieve organisatie, het ontbreken van een meerjarenbegroting en dergelijke. Deze uitslag heeft ertoe geleid dat er een forse impuls is gegeven aan zaken als voorlichting, cursussen maar ook in de processen binnen de administratieve dienstverlening van de VGS.
Met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is afgesproken dat vóór 1 december 2005 alle schoolbesturen opnieuw zouden worden bezocht om te meten of er vooruitgang is geboekt door het bestuur en het management van een school en of de school naar verwachting in augustus 2006 gereed is om te gaan „lumpsummen.” Dankzij alle inspanningen bleken de uitslagen van deze meting veel gunstiger: veel scholen kregen een groene kaart, hetgeen inhoudt dat zij inderdaad naar verwachting gereed zijn voor lumpsum. Mede gelet op deze uitkomsten heeft de VGS in het overleg met het ministerie van OCW aangegeven vóór invoering van lumpsum te zijn.
De minder gunstige signalen, waaraan mevrouw Barth refereert in haar bijdrage op 26 januari op deze pagina ontvangt de Onderwijsbond CNV met name vanuit de medezeggenschapsraden. Deze signalen dienen we serieus te nemen. Immers, om de vrijheid die de lumpsumbekostiging biedt aan te kunnen, is het van groot belang dat zowel besturen als managementteams en medezeggenschapsraden over voldoende kennis en inzicht beschikken om de juiste beslissingen te nemen dan wel adviezen te geven. Bestuur en management van een school moeten over voldoende beleidsvoerend vermogen beschikken om de juiste keuzes in het lumpsumtijdperk te kunnen nemen. Als gevolg van het feit dat besturen steeds meer op hoofdlijnen gaan besturen, worden meer taken en verantwoordelijkheden bij het management van een school neergelegd. Dit vergt ook andere vaardigheden van een directeur. Naar mijn inschatting een punt waardoor het speelveld waarbinnen het reformatorisch onderwijs met zijn vele eenpitters moet opereren, in de komende jaren danig aan verandering onderhevig zal zijn.
Met al datgene wat in de voorbereidingsperiode tot stand is gekomen, en dat is heel wat, zijn we er dus nog niet.
Federaties
Zo zullen veel medezeggenschapsraden extra scholing ontvangen; een klus die ik graag overlaat aan de Onderwijsbond CNV. Een vraag die juist door de lumpsuminvoering opnieuw weer naar voren komt, is, zoals hiervoor al is aangestipt, of het beleidsvoerend vermogen van bestuur en management op peil is.
Om mogelijke (financiële) risico’s te delen, hebben veel reformatorische schoolbesturen zich verenigd in federaties. Met behoud van autonomie van de plaatselijke besturen wordt gezocht naar optimale samenwerking. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de intensiteit van samenwerken per federatie danig verschilt.
Enkele voorbeelden: de samenwerking tussen diverse reformatorische schoolbesturen in de regio Utrecht heeft inmiddels zodanig vorm gekregen dat dit per 1 augustus 2005 tot een besturenfusie heeft geleid.
In Zeeland hebben de besturen de hoofden bij elkaar gestoken om na te gaan of het mogelijk is om via een bepaalde verdeelsystematiek de financiële risico’s van de lumpsum gezamenlijk op te vangen. Een bijzonder interessant project, waarvan ik de ontwikkelingen met belangstelling volg. Wellicht dat goed voorbeeld goed doet volgen.
Binnen andere federaties is de samenwerking (nog) te vrijblijvend, om mogelijke risico’s als gevolg van de lumpsum gezamenlijk op te vangen. Wanneer verdergaande samenwerking door deze federaties niet haalbaar is, biedt het model van ondersteuning door standaardisatie mogelijk een oplossing. De VGS gaat momenteel na of dit model, dat te vergelijken is met het franchiseconcept, toepasbaar is binnen het onderwijs.
Voort
De lumpsum heeft het onderwerp bestuurlijke samenwerking weer op de agenda geplaatst. Naar mijn verwachting zet de door OCW ingezette trend van autonomievergroting in de toekomst onverminderd door. Zaken zoals opheffing van het Vervangingsfonds en verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting geheel of gedeeltelijk neerleggen bij de schoolbesturen staan nu al herhaaldelijk op de agenda van diverse overleggen. Na de invoering van de lumpsum zullen deze punten ongetwijfeld weer aan de overlegtafels besproken worden.
De steeds terugkerende vraag is of de reformatorische besturen en managementteams in staat blijken te zijn om deze verantwoordelijkheid zelfstandig te dragen. Vandaar dat de noodzaak tot intensieve samenwerking tussen schoolbesturen steeds pregnanter naar voren komt. Met de lumpsum als katalysator.
De auteur is beleidsmedewerker van de VGS en bestuurslid van de ds. G. H. Kerstenschool te Ridderkerk. Zaterdag in de bijlage Accent een artikel dat inzoomt op de situatie op de Johannes Calvijnschool in Sliedrecht.