Verbeeldingskracht kan Israël redden
Titel: ”Hoe genees je een fanaticus?” door Amos Oz; vert. Patty Adelaar
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2006
ISBN 90 234 1890 5
Pagina’s: 62
Prijs: € 5,-.
Amos Oz wil liever een verrader zijn dan een fanaticus. Liever zich inleven in de ander -en dus begrip opbrengen voor de vijand- dan halsstarrig weigeren om het minste spoortje van verandering in je leven toe te laten. In het conflict tussen Israël en de Palestijnen, actueler dan ooit, werpt Oz de wapens van humor en verbeeldingskracht in de strijd. Amos Oz (1939), al jaren Nobelprijskandidaat, is een van de belangrijkste Israëlische schrijvers. In zijn traditie wil dat zeggen dat hij zich met de politieke en religieuze vragen van zijn land bemoeit, want Joodse schrijvers willen niet slechts het volk vermaken, ze willen vooral de weg wijzen.
Het boekje ”Hoe genees je een fanaticus?” bevat twee indrukwekkende essays van Oz, niet alleen bedoeld voor zijn landgenoten maar ook voor het westerse publiek. Europa is er volgens hem voortdurend op uit de ene of de andere partij de schuld te geven, maar die schuldvraag is helemaal niet ter zake: „De keuze is niet langer of je pro-Israël bent of pro-Palestina, je moet pro-vrede zijn.”
Dat betekent niet dat Amos Oz een zachtgekookte idealist is, al staat hij als linkse vredesactivist te boek. Hij heeft zelf in het leger gevochten, hij erkent dat er situaties zijn waarin oorlog onvermijdelijk is. ”Make love, not war” is een eindeloos naïeve slagzin, want het tegenovergestelde van oorlog is geen liefde of broederschap, het tegenovergestelde van oorlog is vrede. Niet omdat je de ander zo leuk vindt, maar omdat het het beste werkt als je duidelijke afspraken maakt. Oz gelooft niet in „een plotselinge uitbarsting van wederzijdse liefde”, hij verwacht geen gelukkig huwelijk, hij wil slechts dat de echtscheiding eerlijk geregeld wordt.
Maar dat vraagt wél een verandering van mentaliteit, een bereidheid om de kant van de ander te zien. Fanatisme erkent niet dat de ander anders is, fanatisme wil conformisme en uniformiteit. „De essentie van fanatisme ligt in de wens om andere mensen te dwingen tot verandering. De gangbare neiging om je buurman te verbeteren, je echtgenoot bij te schaven, je kind af te richten of je broer op het rechte pad te brengen in plaats van hen te laten zoals ze zijn.”
Dat klinkt indrukwekkend, maar zou het probleem niet meer in de gebruikte middelen zitten dan in de nagestreefde idealen? De redenering van Oz gaat ervan uit dat de absolute waarheid niet bestaat, en dan klinkt het logisch wat hij schrijft: probeer de waarheid van de ander te zien, probeer te relativeren, dan ben je in staat om in vrede samen te leven. Maar wat te doen als je wél in een absolute waarheid gelooft, zoals niet alleen orthodoxe joden, maar ook orthodoxe christenen doen? Wat te doen als je belijdt dat mensen niet kunnen blijven zoals ze zijn, dat ze in dit leven veranderd moeten worden om Gods Koninkrijk binnen te kunnen gaan?
Wie met een beroep op de waarheid slechts zijn eigen zin doordrijft en daarbij over lijken gaat, is een gevaarlijk fanaticus. Maar wie álles relativeert, houdt niets meer over. We hebben allemaal een beperkte blik, maar dat wil niet zeggen dat de waarheid niet bestaat! Inlevingsvermogen is van levensbelang, daar heeft Oz gelijk in, net als het vermogen om met onbesliste situaties om te gaan. Maar inlevingsvermogen leidt niet noodzakelijk tot relativering, inlevingsvermogen is ook de sleutel tot liefde - zónder principes op te geven. Misschien kan de politiek niet anders dan pragmatisch naar vrede streven, maar de werkelijke oplossing voor de problemen van het mensdom ligt verder. Geen vrede, maar liefde - al is er geen mens die daartoe uit eigen kracht in staat is.