Geluiden en geuren aan het Gentse hof
Titel: ”De Gentse bruid”
Auteur: Dorrit Willumsen; vertaling Kor de Vries
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2005
ISBN 90 295 6241 2
Pagina’s: 266
Prijs: € 17,95.
„Mijn allerliefste heer!”, noemt Isabella haar echtgenoot op intieme momenten. De in het klassieke huwelijksformulier genoemde onderdanigheid jegens koning Christiaan II van Denemarken weet deze Gentse bruid wel op te brengen. Dat hij haar wederkerig ook liefheeft en eert lijkt minder het geval te zijn. Isabella is de dochter van de jonggestorven Filips van Bourgondië en Johanna de Waanzinnige, wier opsluiting in een klooster alles te maken heeft met haar bijnaam. Isabella groeit op aan het Gentse hof van haar tante Margaretha van Parma en wordt door haar grootvader Maximiliaan van Oostenrijk op 13-jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan de veel oudere Christiaan.
De Deense auteur Dorrit Willumsen neemt haar lezers mee naar een wereld waarin hooggeplaatsten niet trouwen uit liefde. Isabella groeit op met het idee dat verliefdheid voor een vrouw vreselijk is, want ’het’ zal toch nooit wat kunnen worden. De mannen hebben het wat dat betreft iets gemakkelijker: niemand kijkt er Christiaan vreemd op aan dat hij zich openlijk met zijn concubine vertoont.
Ook Isabella legt zich neer bij deze dubbele moraal, zij het niet zonder innerlijk verdriet. Als de bijzit overlijdt -de als hofnar fungerende dwerg bekent haar te hebben vergiftigd- weet Isabella langzamerhand het vertrouwen van haar echtgenoot te winnen. Helaas verliest deze kort daarna wegens wangedrag niet alleen zijn vermogen, maar ook het vertrouwen van het volk.
Het koningsechtpaar krijgt enkele kinderen en aan het eind van het boek verkeert de familie als berooide ballingen in Vlaanderen. Christiaan voelt zich vernederd, Isabella berust in de situatie en sterft spoedig daarna. Met het lichaam van zijn vrouw in zijn armen beseft Christiaan dat hij haar nooit echt heeft gekend.
Willumsen weet de wereld van het 16e-eeuwse hofleven dicht bij de lezers te brengen. Dat wil niet zeggen dat haar roman een geschiedkundig betrouwbare bron is. Willumsen schrijft geschiedenis op een zintuiglijke manier. Het vertelperspectief is Isabella, en de lezer wordt in detail meegedeeld wat zij voelt, ziet, ruikt en hoort. We komen te weten hoe de stof van haar kleren aanvoelt, welke geuren er in de vertrekken hangen, hoe de voetstappen van dienstmeisjes klinken in de gangen, hoe ze haar zwangerschap en bevalling ervaart.
De auteur heeft de neiging haar hoofdpersoon lang te laten mijmeren over wat ze ziet en meemaakt, waarbij deze nogal vermoeiende ’net als’-vergelijkingen maakt. Het ergste voorbeeld hiervan gaat over trompetten die „de lucht aan stukken rijten als zijde die doormidden wordt gescheurd. Als een priem op een naakte huid. Als eenzame, ijskoude nachten. Als een gil bij het knappen van een parelketting, als de stem die achter de stuiterende rollende parels aan moet. Als wit porselein dat in duizend stukjes op de stenen vloer kapotvalt. Als alle zeevogels die tegelijk een ijsblauwe hemel moeten doorkruisen.”
Of het de auteur of de vertaler aangerekend moet worden weet ik niet, maar als van de zes zinnen er drie met ”maar” beginnen, levert dat bepaald geen fraai proza op.
Toch zijn er soms adembenemende passages. Voor wie zich kan verliezen in een boek, gaan er geuren opstijgen en geluiden klinken. Willumsen gaat vrij en daarom origineel met de historie om. Dit is tegelijk haar beperking. Wie niet van beelden of vrouwelijke bespiegelingen houdt, is gauw uitgelezen. Misschien is het zelfs zo dat bijna iedere man ”De Gentse bruid” al snel terzijde legt. Gezeur van en voor vrouwen. Dat dacht koning Christiaan tenslotte ook.