„PKN niet pluraler dan Hervormde Kerk”
De kerkorde van de Protestantse Kerk geeft niet meer ruimte aan de pluraliteit dan de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk dat deed. „De pluraliteit wordt in de PKN erkend, niet als gegeven, maar als opdracht. Pluraliteit kan niet bestaan zonder het kerkelijke gesprek.”
Dat zei de scriba van de Protestantse Kerk, dr. B. Plaisier, dinsdag in een lezing bij studentenvereniging Voetius in Utrecht. Dr. Plaisier was uitgenodigd om daar te spreken over pluraliteit en ecclesiologie in de PKN in het kader van het jaarthema van Voetius, ”Kerk in uitvoering”.Volgens de scriba van de PKN maakt de kerkorde van de Protestantse Kerk „op een aantal gebieden” andere keuzes dan die gemaakt werden in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk van 1951. De kerkorde van de Hervormde Kerk ontstond volgens dr. Plaisier in een tijd dat de midden-orthodoxie de kerk volledig domineerde en de andere modaliteiten soms „tot het uiterste tergde.” De Gereformeerde Bond en „in mindere mate” de Confessionele Vereniging werden daardoor meer oppositiebewegingen binnen de kerk, omdat ze zich buitenspel gezet voelden. „Dit leidde in de praktijk uiteindelijk tot een vervreemding van de kerk, de synode en het beleid van de kerk.
Dat had -voor het kerkgevoel en de betrokkenheid op de kerk- grote gevolgen. De spanning die hiervan het gevolg was, en naar mijn gevoel niet alleen de spanningen rond het Samen op Weg-proces, heeft naar mijn mening uiteindelijk geleid tot het vertrek van een deel van de hervormden. Men kan een belangrijk deel van de kerk niet straffeloos buitenspel zetten. In een tijd waarin grote concepten over de kerk en de liefde tot de kerk niet meer bij voorbaat aanwezig zijn, bestaat het gevaar dat het modalitaire opdelen van de kerk in allerlei werkorganisaties uiteindelijk het gemeenschappelijke kerkgevoel vervaagt en de band met de kerk zo losmaakt, dat een overstap naar andere kerken niet meer als een breuk wordt gezien”, aldus dr. Plaisier.
De kerkorde van de Protestantse Kerk steekt volgens hem wezenlijk anders in elkaar dan die van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zo is het artikel over het belijden in de kerkorde van de PKN naar voren gehaald. „Voordat de kerk iets zegt over haar structuur, haar wijze van kerk-zijn, spreekt zij zich eerst onomwonden uit over haar identiteit en belijdt zij dat ze leeft uit Gods genade in Jezus Christus en vanuit die genade de opdracht vervult om het Woord te horen en te verkondigen.”
Volgens dr. Plaisier is de PKN door de Konkordie van Leuenberg te noemen in haar kerkorde „niet ineens heengestapt over de verschillen die er in beide tradities zijn over de betekenis van het Avondmaal. Zeker niet. Al ver voordat de Konkordie van Leuenberg (in 1973) tot stand kwam, had de Nederlandse Hervormde Kerk in 1956 uitgesproken dat er consensus was over het avondmaal. Die gemeenschap met de Evangelisch-Lutherse Kerk was dan ook al in de kerkorde van de Hervormde Kerk, via een wijziging in 1957 van ordinantie 20, geregeld. Wie van mening is dat de hervormde kerkorde ten aanzien van de relatie met de lutherse traditie terughoudender is, heeft nog wel iets uit te leggen.”
Concluderend meent dr. Plaisier dat de kerkorde van de PKN niet meer ruimte geeft aan de pluriformiteit dan de kerkorde van de Hervormde Kerk. „We kunnen de kerkorde van de Protestantse Kerk alleen goed begrijpen als we verstaan wat het karakter van het belijden is, en hoe daarin de verschillende belijdende tradities hun plek hebben. Belijden is niet een opsomming van allerlei belijdende tradities, die elkaar op essentiële gebieden ook nog zouden kunnen tegenspreken. Belijden is geen kwantitatieve zaak, maar een kwalitatieve reactie op wat God van ons vraagt en op de uitdagingen in onze wereld. Naar mijn stellige overtuiging komt de pluraliteit van de kerk in de kerkorde van de Protestantse Kerk beter aan de orde dan in de hervormde kerkorde. In de hervormde kerkorde werd niet alleen de compartimentering van de kerk onderschat, maar er werd ook geen tegenwicht geboden. Zodoende ontwikkelden de vormen van kerkelijk leven zich binnen de ene kerk als losdrijvende ijsschotsen.”
De synode van de PKN heeft volgens dr. Plaisier herhaaldelijk aangegeven op dit punt een andere kerk te willen zijn „dan de drie kerken waaruit wij zijn voortgekomen. De PKN wil nadrukkelijk haar identiteit aan de orde hebben. In de Hervormde Kerk beschouwden we de hotelkerk als een onveranderbare realiteit. De kerkorde van de Protestantse Kerk gaat zo niet met de pluraliteit om. De pluraliteit wordt erkend, niet als gegeven, maar als opdracht. Pluraliteit kan niet bestaan zonder het kerkelijke gesprek.”
Gaat de pluraliteit dan niet ten koste van de identiteit? „Die vraag is terecht, wanneer onze identiteit niet helder is. Wie niet weet wie hij zelf is, kan in feite de ontmoeting met de ander niet eens aan. Dat geldt heel specifiek in de dialoog met de andere godsdiensten. De kerk kan alleen een plurale kerk zijn als haar identiteit helder is.”