School is geen sorteermachine
Op twaalfjarige leeftijd valt voor basisschoolleerlingen een keuze voor het vervolgonderwijs die hun verdere leven zal stempelen. Prof. dr. J. Terwel pleit voor uitstel van de beslissing, omdat de schoolkeuze onbedoeld meteen werkt als selectie naar sociaal milieu en etniciteit.
„Ik zie niets in het langer bij elkaar houden van kinderen na de basisschool. Ze zitten al zo lang bij elkaar en dat is eigenlijk best gekunsteld. Je zal maar een minkukel zijn, al kun je nog zo goed sporten… uiteindelijk tellen de andere schoolvakken. Terug naar de ambachtsschool! Leren met de handen. Mensen die gouden handen hebben. Wat hun ogen zien kunnen hun handen maken. Dat is tegenwoordig ondergesneeuwd.”Aan het woord is meester Gerard Akersloot van basisschool De Wegwijzer. Mevrouw Korevaar, directeur van deze basisschool, deelt die visie: „Kinderen bloeien op in het voortgezet onderwijs, vooral vmbo-leerlingen bloeien op als ze met gelijkpresterenden zijn samengebracht. Ze zijn eraan toe!”
Meester Akersloot en directeur Korevaar staan niet alleen in hun visie. Ook bij ouders is deze aan te treffen. Of bij Hans de Boer, die leiding geeft aan de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Hij is van mening dat het bedrijfsleven in Nederland los is komen te staan van het opleidingensysteem. Het onderwijssysteem in Duitsland zou ons voorbeeld moeten zijn.
Rammelzeef
De argumenten voor vroege selectie van leerlingen in afzonderlijke schooltypen zijn niet nieuw. Pleidooien voor een categoraal stelsel van scholen voor leerlingen, zelfs vanaf de leeftijd van tien jaar, zijn al vele decennia te beluisteren en komen onder meer uit kringen van het gymnasium en met name van leraren klassieke talen.
Wel is het nieuw dat de pleidooien van politiek links tot uiterst rechts komen. Deze zijn niet alleen aan te treffen bij vertegenwoordigers van het gymnasium maar ook bij voorstanders van het beroepsonderwijs.
Het is een dominante visie die een afspiegeling is van de structuur van onze maatschappij en van het voortgezet onderwijs. Daarbij hoort een bepaalde selectiepraktijk die uitgaat van de gedachte dat het mogelijk en wenselijk is om leerlingen al vanaf de leeftijd van 12 jaar te sorteren op basis van voorafgaande prestatie en inzet.
Als onderwijspedagoog reken ik het tot mijn taak om die gloedvolle betogen van leraren en beleidsmakers over „opbloeiende kinderen”, „gouden handen” en de „zegeningen van de ambachtsschool” met enige distantie te bezien.
Om al te idealistische betogen over de school te ontmaskeren, wordt de school wel aangeduid als een sorteer- of selectiemachine, of een schud- of rammelzeef. Hoewel ik een eind mee kan gaan met de metafoor van de school als sorteermachine zal ik ook bij die typering de nodige vraagtekens zetten.
Hokjes
Over een halve eeuw bezien maakt de selectiepraktijk een interessante ontwikkeling door. Uitstel van school- en beroepskeuze was jarenlang het kroonjuweel van een breedgedragen overheidsbeleid. Er kwam een brugjaar en men zocht naar nieuwe vormen van geïntegreerd voortgezet onderwijs. De Scandinavische landen dienden daarbij als lichtend voorbeeld.
Totdat in 1977 Arie Pais, de liberale minister van Onderwijs en Wetenschappen in het eerste kabinet Van Agt, al direct bij zijn aantreden riep dat hij niet van „eenheidsworst” hield. Aan het categorale stelsel mocht niet worden getornd. Het middenschoolexperiment werd in de kiem gesmoord.
Vervolgens werd de klok langzaam maar zeker teruggedraaid. De verlengde brugperiode werd afgeschaft. De basisvorming en het brugjaar zijn inmiddels ook verdwenen. De slinger van de pendule slaat in 2006 zelfs zover door dat velen terug willen naar de jaren vijftig, terug naar de ambachtsschool!
De overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs is de belangrijkste transitie in de schoolloopbaan van een leerling. Op twaalfjarige leeftijd wordt zijn levensloop in grote lijnen vastgelegd. Op dat moment worden de kaarten geschud. Evenals een halve eeuw geleden speelt het advies van de basisschool een belangrijke rol in de schoolse selectie. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van een ”tweede beoordeling”. De wettelijke regeling laat verschillende mogelijkheden open.
Het opleidingsniveau van de ouders is nog steeds een sterke voorspeller van de schoolkeuze. Zelfs als kinderen gelijk presteren op taal of wiskunde, gaan kinderen van hoogopgeleide ouders tweemaal zo vaak naar het vwo als kinderen van laagopgeleide ouders.
Ook zijn er zwarte scholen ontstaan en er treedt segregatie op. Het gemiddelde niveau voor taal en rekenen in deze klassen is soms zo laag dat een groot deel van de leerlingen niet eens aan de Cito-toets deelneemt. Uit verschillende onderzoekingen naar klassensamenstelling blijkt verder dat de prestaties van een leerling mede beïnvloed worden door het niveau van zijn medeleerlingen.
Daar komt nog een effect bovenop. Bij gelijke prestaties worden hogere adviezen gegeven in stedelijke en witte scholen. Een leerling lijkt dus twee keer te profiteren van een goed presterende klas, via medeleerlingen en via het hogere advies dat de school geeft.
De selectiepraktijk in Nederland is echter gebaseerd op een fundamenteel verkeerd idee over de verdeling van begaafdheden bij leerlingen. Wie niet theoretisch is, moet wel praktisch zijn. Deze aanname is eerder een afgeleide van het bestaande schoolsysteem dan dat het gebaseerd is op een logische redenering of op feitelijk aanwezige talenten van leerlingen.
Als dergelijke categorieën eenmaal geïnstitutionaliseerd zijn in leerwegen of schooltypen bevestigen zij zichzelf. De hokjes moeten wel gevuld worden.
Onderklasse
Het lijkt mij in strijd met het recht op zelfbepaling om zulke majeure beslissingen te nemen over de hoofden van jonge kinderen. Tegen de tijd dat deze kinderen zich echt realiseren hoe hun toekomstkansen liggen, zijn de beslissingen over hun leerweg onomkeerbaar geworden. Er zijn uitzonderingen, maar die bevestigen slechts de regel. Bij selectie worden onvermijdelijk fouten gemaakt.
Bij beoordeling en selectie kan het verschijnsel van ”the selffulfilling prophecy” een rol spelen. Hoewel de achterliggende theorie een langere historie kent, werd het pas wereldwijd bekend door het onderzoek van Rosenthal en Jacobson in de jaren zestig. Een IQ-test werd afgenomen bij leerlingen. Uit deze groep werd volgens toeval een aantal leerlingen gekozen. Leerkrachten werd meegedeeld dat deze leerlingen volgens de test tot de ”bloomers” behoorden, zij zouden de komende periode een groeispurt in hun cognitieve ontwikkeling doormaken. Gedurende het lopende jaar werden alle kinderen opnieuw getest. De zogenaamde ”bloomers” bleken significant hoger te scoren dan hun even knappe medeleerlingen. De geïnduceerde verwachtingen van leraren (die door de onderzoekers op het verkeerde been waren gezet) bleken een duidelijk effect te hebben.
Het niveau van de klas maakt eveneens verschil, ook als men rekening houdt met individuele kenmerken van leerlingen. Het onderwijs in landen zoals Duitsland, België en Nederland lijkt beter te zorgen voor de leerlingen van het gymnasium dan die van het vmbo.
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen niet volledig zijn gedetermineerd door factoren die buiten hun macht liggen. Leraren kunnen met een kleine opmerking, op het juiste moment uitgesproken, een wereld van verschil maken, juist omdat leerlingen in de leeftijd van 10 tot 16 jaar zo sterk in ontwikkeling zijn.
Tegelijk zien we dat in ons schoolsysteem de marges wel heel smal zijn voor leerlingen die eenmaal naar het laagste schooltype zijn verwezen. Het woord schoolkeuze is voor 60 procent van de Nederlandse leerlingen pure retoriek.
Ook komt duidelijk naar voren hoe belangrijk de ouders zijn voor de schoolkeuze en de schoolloopbaan van een leerling. De enorme voorsprong van hoogopgeleide ouders en de machteloosheid van laagopgeleide ouders uit de onderklasse van onze samenleving komt haast als een karikatuur uit studies naar voren. Helaas is het geen karikaturale schets, maar een concreet beeld van echte ouders en echte leerlingen die allen op weg zijn naar een onbekende toekomst met wel heel verschillende kansen op het goede leven.
Aardappelen
Kinderen die naar het vmbo gaan hebben hier doorgaans niet voor gekozen. Zij komen er veel te vroeg en noodgedwongen in terecht en betreuren dat. Tegelijk blijkt dat er marges van vrijheid bestaan en dat er leraren en ouders zijn die verschil kunnen maken.
Leerlingen zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor hun leerproces en hun schoolloopbaan. De school mag hun die verantwoordelijkheid niet afnemen door onomkeerbare selectiebeslissingen te nemen over de hoofden van jonge kinderen.
Selectie aan de poort van de school voor voortgezet onderwijs, is onbedoeld een vorm van selectie naar sociaal milieu en etniciteit.
Daarom kom ik met een andere kijk op selectie. Ik kom met een radicaal voorstel om de leerlingen anders over scholen voor voortgezet onderwijs te verdelen dan we nu doen. Daarvoor moeten we eerst kijken naar oplossingen zoals die voor de basisschool zijn bedacht.
Als de school een sorteermachine is, dekt de metafoor de lading niet. Want beoordeling van de school met criteria waaraan een machine moet voldoen, leidt tot een onvoldoende voor de school voor dit examen. Dan zou het hoogstens een machine zijn die te veel fouten maakt. Als het zou gaan om het sorteren van munten of aardappelen, zou men zo’n machine direct naar de fabriek terug mogen sturen.
Maar de school is geen sorteermachine en leerlingen zijn geen aardappelen op een schudzeef. Leerlingen zijn deelnemers aan de cultuur. En de oude ambachtsschool is al helemaal niet meer van deze tijd.
voetnoot (u17(De tekst is een bewerkte vorm van de gisteren uitgesproken rede ter gelegenheid van het afscheid van de auteur als hoogleraar onderwijspedagogiek aan de faculteit der psychologie en pedagogiek van de Vrije Universiteit Amsterdam.