Big Mac met een bijsmaak
Titel:
”Het fastfoodparadijs. Een onthullende kijk op Amerika en de fastfoodindustrie”
Auteur: Eric Schlosser
Uitgeverij: Het Spectrum, Utrecht, 2002
ISBN 90 274 7590 3
Pagina’s: 332
Prijs: € 21,50. Wereldwijd is de gouden M met zijn grote bogen een begrip. Veel jongeren en ouderen -van Amerikaan en Europeaan tot Zuid-Koreaan- lopen weg met een Big Mac, een Happy Meal of met de Franse frietjes van McDonald’s. Toch zit er aan het eten van fastfood een bijsmaak, zo blijkt uit het onthullende boek van de Amerikaanse journalist Eric Schlosser over de soms ronduit vieze praktijken in de fastfoodindustrie.
Menig kinderhart gaat bij het horen van de naam McDonald’s sneller kloppen. Het bezoek aan zo’n restaurant staat bijna altijd garant voor blijde gezichtjes. Blijkbaar oefenen McDonald’s en andere fastfoodketens als Kentucky Fried Chicken en Burger King grote aantrekkingskracht uit op kinderen. De ketens werken daar bewust aan. Ze geven niet alleen jaarlijks gezamenlijk ongeveer 3 miljard dollar uit aan televisiereclame, maar ze doen nog veel meer.
Sommige leggen bij hun restaurants speeltuintjes aan. De wipwap, de glijbaan en het ballenbad blijken namelijk een effectief lokmiddel. Maar er zijn nog meer methoden om de verkopen sterk te laten stijgen. Door gratis poppetjes bij de aankoop van Happy Meals weg te geven, vlogen deze maaltijden bij McDonald’s als warme broodjes over de toonbank.
De toename van op kinderen gerichte reclame is voortgekomen uit het besef dat niet alleen de huidige, maar ook de toekomstige consumptie veiliggesteld moet worden. In de hoop dat nostalgische jeugdherinneringen aan een bepaald merk zullen leiden tot een levenslange aankoop van dit product, bedenken reclamemensen ”van-de-wieg-tot-het-graf”-
marketingstrategieën. Ze zijn tot het inzicht gekomen dat merkvastheid op tweejarige leeftijd kan beginnen. Marktonderzoek heeft zelfs uitgewezen dat kinderen het logo van een merk eerder herkennen dan hun eigen naam. Vandaar dat de ketens zich zelfs al verdiepen in de smaken en wensen van baby’s.
Revolutie in keuken
De invloed van McDonald’s op vooral het huidige Amerikaanse levenspatroon is nauwelijks te overschatten. De twee gouden bogen worden tegenwoordig aanzienlijk eerder herkend dan het kruisbeeld, zo stelt Eric Schlosser in zijn interessante boek ”Het fastfoodparadijs. Een onthullende kijk op Amerika en de fastfoodindustrie”.
De opkomst van fastfood heeft geleid tot revolutionaire veranderingen in de Amerikaanse landbouw, economie, arbeidsverhoudingen, cultuur en eetgewoonten. Zonder erbij stil te staan, kopen elke dag honderden miljoenen mensen fastfood, terwijl ze zich zelden afvragen waar dit voedsel vandaan komt, hoe het wordt klaargemaakt en welke invloed het heeft op hun omgeving.
De opmars van fastfood begon rond 1930 in Zuid-Californië dankzij de ontwikkeling van de auto. In 1937 openden de broers Richard en Maurice McDonald hun eerste drive-inrestaurant. Eind jaren veertig besloten ze het echter over een andere boeg te gooien. Ze waren het grote personeelsverloop beu. Ook waren ze het zat om telkens hun borden, glazen en restaurantzilver te moeten vervangen omdat hun jonge klanten deze voortdurend kapot maakten of meepikten.
In 1948 openden de broers hun nieuwe zaak waar alleen nog gerechten werden verkocht die zonder bestek konden worden gegeten. De enige broodjes die zij bleven verkopen waren hamburgers en cheeseburgers. Zij deden al hun borden en glaswerk de deur uit en vervingen deze door bekertjes, zakken en borden van papier.
De bereiding van het eten werd eveneens anders aangepakt. Bij het klaarmaken van een bestelling grilde één persoon een hamburger, een tweede kleedde hem aan en pakte hem in, een derde maakte de milkshake, een vierde bakte de frietjes en een vijfde stond achter de balie. Voor het eerst werd het principe van een fabrieksproductielijn in een restaurantkeuken toegepast. Het Speedee Service System van de broers McDonald betekende een revolutie in de restaurantwereld. Ook ontwierpen de broers een nieuw restaurant dat vanaf de weg gemakkelijk herkenbaar moest zijn. Het kenmerkende waren de goudkleurige bogen in de vorm van de letter M op het dak die ’s avonds werden verlicht door neonbuizen.
Strenge werkdiscipline
Het succesvolle idee van de broers werd snel uitgebouwd door Ray A. Kroc, die de concessierechten op het restaurant van hen kocht. In 1968 bezat McDonald’s ongeveer 1000 restaurants, maar dat aantal is inmiddels gestegen tot boven de 30.000, verspreid over heel de wereld. Elk jaar worden er ongeveer 2000 nieuwe geopend. Ook andere ondernemers kozen voor het McDonald’s-concept. Door hun snelle groei behoren de fastfoodketens in de Verenigde Staten tot de machtigste sectoren.
In de restaurants geldt een strenge werkdiscipline. McDonald’s heeft een handboek -de bijbel genoemd- van zo’n 750 pagina’s waarin nauwkeurige instructies staan over bijvoorbeeld de wijze waarop de hamburgers op de grill moeten worden gelegd, hoe de onderdelen van een maaltijd eruit dienen te zien en hoe de medewerkers de klanten moeten begroeten.
Om de loonkosten te drukken, hebben de restaurants veel jongeren in dienst. Het motiveren van het personeel gebeurt vooral door masseren: een combinatie van doelbewust complimenteren en erkenning geven. Het resultaat is dat een werknemer merkt dat zijn of haar bijdrage op prijs wordt gesteld en dat is veel goedkoper dan een loonsverhoging of het uitbetalen van overuren.
De meest gewaardeerde karaktereigenschap in de fastfoodindustrie is gehoorzaamheid. Van vakbonden moeten de bedrijven weinig hebben. Zeker McDonald’s niet. Werknemers die toch lid worden, moeten weg.
Vingers in hamburgers
De tentakels van de fastfoodketens grijpen diep in. Zo is McDonald’s in de VS de grootste inkoper van aardappelen, rund- en varkensvlees en de op een na belangrijkste verwerkende industrie voor kip.
Schlosser beschrijft onder meer de gevolgen voor de aardappelsector. De macht van de ketens heeft geleid tot een sterke concentratie bij de frietindustrie. Alleen giganten als Lamb Weston en McCain kunnen voldoen aan de strenge eisen om grote hoeveelheden friet van een uniforme kwaliteit tegen lage prijzen te leveren. Fastfoodbedrijven betalen voor hun ingevroren friet circa 60 dollarcent per kilo. Na te zijn gefrituurd wordt ze in de restaurants verkocht voor bijna 12 dollar per kilo.
Om toch een redelijke marge te halen, probeert de frietindustrie de prijzen van de aardappelen zoveel mogelijk te drukken. Het kind van de rekening zijn de akkerbouwers. Van elke grote portie friet van 1,5 dollar in een fastfoodrestaurant krijgen zij slechts 2 dollarcent. Onder de boeren bestaat veel onvrede over de lage prijzen. In Frankrijk leidde de ergernis zelfs tot felle acties tegen McDonald’s, dat als de grote boosdoener van de problemen wordt gezien.
Net als de frietindustrie is ook de Amerikaanse vleesverwerkende industrie in de afgelopen twintig jaar door fusies en overnames sterk geconcentreerd. Veel veehouders zijn van mening dat de markt door enkele grote ondernemingen, die met unfaire middelen de prijs drukken, in een wurggreep wordt gehouden.
Het beeld dat Schlosser van de situatie in de slachthuizen schetst is schokkend. Rond 1960 werd het lopendebandsysteem geïntroduceerd. Hierdoor konden de geschoolde werknemers -die tot de middenklasse behoorden- worden ingeruild voor goedkope -en vaak illegale en ongeletterde- Mexicanen. Opgejaagd door het hoge productietempo vinden er vele ongelukken plaats. Soms worden afgesneden vingers gewoon in de hamburgers verwerkt.
Het schoonmaken van de slachthuizen is een van de gevaarlijkste karweitjes. Bovendien is het ronduit smerig werk. Bij zijn bezoek aan een runderslachthuis waadde Schlosser tot zijn enkels in het bloed.
Met de hygiëne en het toezicht is het vaak slecht gesteld. In de slachthuizen werden duidelijk zieke dieren, besmet met mazelen en lintwormen en bedekt met zweren, gewoon verwerkt. Slecht opgeleide bedrijfsinspecteurs keurden ladingen rundvlees bevuild met fecale resten, haar, insecten, metaalspanen, urine en braaksel goed voor verzending. Ook de gevaarlijke bacteriën E.coli en salmonella worden regelmatig in het vlees aangetroffen, maar besmette partijen worden -als ze al worden opgespoord- nauwelijks teruggenomen. De overheid weigert -onder druk van de sterke lobby van de vleesindustrie- namelijk het toezicht te versterken.
Zwaarlijvigheid
Wel is het zo dat het beste vlees naar de fastfoodketens gaat, terwijl de kwalitatief mindere partijen aan bijvoorbeeld scholen worden geleverd, die -hoe schrijnend- soms worden gesponsord door diezelfde vleesindustrie.
Dat in een hamburger minder goed vlees is verwerkt, valt door de toevoeging van chemische geur- en smaakstoffen overigens niet op. Tijdens zijn bezoek aan een laboratorium mocht Schlosser aan verschillende stoffen ruiken. „Nadat ik mijn ogen had gesloten, rook ik plotseling een gegrilde hamburger. Het aroma was bovennatuurlijk, bijna miraculeus. Het was net alsof ik in een ruimte stond waar iemand op een gloeiende bakplaat hamburgers stond om te draaien. Toen ik echter mijn ogen weer opendeed, had ik alleen het stukje wit papier van het geurtestfiltertje in mijn hand en stond de smaakmaker te lachen.”
De gevolgen van het vaak eten van het calorierijke fastfood is de Amerikanen aan te zien. Mede door de vette hap kampen velen met zwaarlijvigheid en daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. In de VS zijn van de bevolking van 270 miljoen mensen ruwweg 44 miljoen volwassenen zwaarlijvig. Daar komen nog 6 miljoen superzwaarlijvigen bij, die meer dan 50 kilo te zwaar zijn. Geen enkel volk in de geschiedenis is zo snel zo zwaar geworden.
Vermcdonaldisering
Wie ”Het fastfoodparadijs” -overigens een vreemde titel gezien de inhoud van het boek- leest, heeft bij wijze van spreken zijn buik vol van het Amerikaanse fastfood. Het beeld dat Schlosser van de branche geeft, roept wel de vraag op of hij niet overdrijft. Toch mag deze conclusie niet te snel worden getrokken. De aanpak van de journalist is zeer gedegen. Hij nam tal van belangrijke publicaties door, hetgeen duidelijk blijkt uit het notenapparaat van bijna vijftig pagina’s en de uitgebreide bibliografie. Ook ging Schlosser er vaak opuit. Hij ging langs bij vele restaurants, sprak met boeren, deskundigen en directieleden en werknemers van vele bedrijven.
Het geheel levert een goed geschreven en interessant boek op. Wel moet de kanttekening worden gemaakt dat door de aandacht voor de vele misstanden de positieve zaken, zoals bedrijven die wel goed werken of mensen die plezier hebben in hun werk, onderbelicht blijven. Ook moet erop worden gelet dat het boek vooral een beschrijving is van de Amerikaanse situatie. Zelf merkt Schlosser op dat het in Nederland en Zweden aanzienlijk beter is gesteld met de hygiëne en de voedselveiligheid. Bovendien zijn in ons land ook de arbeidsomstandigheden veel beter.
Maar op andere terreinen zijn er wel sterke overeenkomsten. Zo wordt de positie van de Nederlandse boeren net als die van hun Amerikaanse collega’s steeds zwakker als gevolg van de sterke concentratie in de verwerkende industrie en bij de winkelketens.
Bovendien is er in ons land eveneens sprake van een vermcdonaldisering van de samenleving. Het eten van een Big Mac is op zich niet verkeerd, maar de keerzijde is dat de snelle opkomst van fastfood vooral mogelijk is in een cultuur waar individualisme, materialisme en haast belangrijke kenmerken zijn. In Amerika gaan veel ouders met hun kinderen -al dan niet gezamenlijk- ’s avonds en soms ook al ’s morgens in een fastfoodrestaurant eten. Het is vrij goedkoop, gaat snel en het is zeker voor tweeverdieners gemakkelijk, want je hoeft niet te koken. In Nederland valt deze ontwikkeling in vooral de grote steden ook al waar te nemen. Maar deze trend gaat wel ten koste van de gezinsband en -voorzover dat wordt gedaan- het lezen van de Bijbel aan tafel.
Duurzaam voedsel
Schlosser sluit zijn boek af met verschillende aanbevelingen om een mentaliteitsverandering in de fastfoodindustrie teweeg te brengen. Hoewel hij pleit voor een beter toezicht van de overheid, is dat toch niet de belangrijkste stap. Volgens hem dient de consument in beweging te komen. De auteur merkt op dat in de directies van de bedrijven geen slechte mensen zitten. Het zijn zakenlieden. Ze zullen alles verkopen als het maar winst oplevert. Als de klant erom vraagt, verkopen ze net zo lief hamburgers gemaakt van vlees van rundvee dat vrij kan rondlopen en grazen. Daarom is zijn advies: als bedrijven niet veranderen, koop dan hun producten niet meer.
Hoewel deze duidelijke conclusie door haar eenvoud aantrekkelijk lijkt, schiet zij toch tekort. Schlosser onderkent onvoldoende dat de consument bij de aankoop van zijn voedsel vooral let op de prijs en dus de duurdere duurzaam geproduceerde etenswaren in de winkelschappen laat liggen. Daarom is bij het streven naar de gewenste mentaliteitsverandering een bredere aanpak nodig. Alle betrokkenen -producenten, verkopers en consumenten- moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Het beste gaat dat door ze te treffen op hun zwakste punt: de portemonnee. Duurzaam voedsel mag én moet zijn prijs hebben.