Mijn spiegel van geloven rijst en daalt
Titel:
”Een kruimel van de tafel”
Auteur: Aad van der Klooster
Uitgeverij: De Horizon, Hoorn, 2002
ISBN 90 70856 44 1
Pagina’s: 31
Prijs: € 8,50; Titel: ”Uw staf vertroost mijn hart”
Auteur: ds. C. J. Meeuse
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2002
ISBN 90 331 1644 8
Pagina’s: 79
Prijs: € 6,95;
Titel: ”Niet te geloven”
Auteur: Nel Veerman
Uitgeverij: Merweboek, Sliedrecht, 2002
ISBN 90 5787 043 6
Pagina’s: 40
Prijs: € 6,76;
Titel: ”Of de hemel ook open is. Gedichten voor Hemelvaart en Pinksteren”
Auteur: Rien van den Berg (samenst.)
Uitgeverij: Mozaïek, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 239 9060 9
Pagina’s: 58
Prijs: € 8,90.
Stichtelijke poëzie is zelden opvallend origineel, en wellicht is dat niet erg. Maar aan de ambachtelijke kant van dergelijke gedichten mogen wel eisen worden gesteld. Dat de ene dichter dit beter beseft dan de andere blijkt uit de onlangs verschenen bundeltjes van Aad van der Klooster, ds. C. J. Meeuse, Nel Veerman en (samensteller) Rien van den Berg.
In ”Een kruimel van de tafel” dicht Aad van der Klooster in rijmende en niet-rijmende verzen over onderwerpen als het kerstfeest, de liefde van de Heere Jezus, de zondag, het gebed en Gods zegen. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar de bundel bevat vooral regels die blijven haken door hun gebrekkigheid. Over een merel: „Waarom hij zit te zingen/ dat weet hij eigenlijk niet./ Hij zingt zijn liedje wonderschoon/ omdat hij zingen mot. (sic!)/ Het beestje heeft geen flauw benul/ dat hij dat doet tot eer van God.” Omdat hij zingen mot… Dat klinkt op het oneerbiedige af, alsof het beestje tegen wil en dank zijn klanken produceert.
Het meest authentiek is ”Depressie”. „De afgrond lonkte./ Ik heb het uitgeschreeuwd:/ o God, waar ben je nou./ U was er wel./ dat weet ik nu/ (…) Ik smeek U,/ nooit weer?/ het was toch wel genoeg?/ want het was zo donker,/ zo donker,/ de weg omhoog zo lang.”
”Uw staf vertroost mijn hart” van ds. Meeuse bevat nieuwe poëzie, enkele vertalingen en acht psalmberijmingen. Een aantal gedichten is ontleend aan bijbelse geschiedenissen (zoals ”Simsons raadsel”, ”de lofzang van Elisabet”, ”de vrouw van Pilatus”), andere aan de natuur (zoals ”lente”, ”het roodborstje”, ”een riet”). Telkens weer komt de boodschap naar voren dat de mens onmachtig is om zijn zaligheid te bewerkstelligen, maar dat er genade is bij God.
Ds. Meeuse heeft duidelijk aandacht besteed aan de vorm van zijn poëzie. Hij gebruikt bijvoorbeeld de sonnetvorm (2 x 4 + 2 x 3 regels) en heeft enkele gedichten opgenomen met slechts één rijmklank. Jammer genoeg is de zinsbouw soms wat verwrongen. Over Maria Magdalena: „Zul je Hem in het graf, in het aak’lige zwart,/ waar de macht van de dood maakt de sterkste benard/ zwakke vrouw, nog een reukoffer plengen?” Maakt de sterkste benard, dat is geen natuurlijk Nederlands. Woorden als ”aak’lig” en ”benard” zijn naar mijn smaak te ouderwets. (Elders in de bundel: ”vuige”, ”hindengang”, ”verdroot”, ”krookbaar”).
Een ander pijnpunt is dat het metrum her en der te wensen overlaat. Zo is het niet mooi om binnen één gedicht zonder aanwijsbare reden regels met een of twee versvoeten minder op te nemen (zoals de regels 8, 9, 11 en 12 van ”Gebed in het donker”). De bundel bevat ook gedichten die dergelijke mankementen niet of nauwelijks vertonen (bijvoorbeeld: ”Veni Creator Spiritus”). Ik denk dat ds. Meeuse, met inzet van (nog) meer artistieke zelfkritiek, de techniek van zijn gedichten kan verbeteren.
Vrees
Enkele maanden geleden overleed de dichteres Nel Veerman (geboren 1909). Kort ervoor verscheen nog een dichtbundel van haar op de markt. ”Niet te geloven” bevat poëzie over de natuur, over Veermans zorg om de naderende dood en over het christelijke geloof. Hoewel sommige gedichten iets clichématigs hebben, zijn er andere die blijk geven van poëtisch talent. Zoals ”Waterplant”, met de regels: „in zijn omgeving/ van schemergroen voortdurend in beweging/ zijn ranke stengels knikken/ en wuiven in het rond/ of liggen neergeslagen/ door het sterke stromen bedreigd/ haast mee op drift genomen.”
Tot zover is het een niet onaardige natuurbeschrijving. Dan volgen de slotregels: „ik vrees, ik vrees/ wat/ als hij los zou raken van zijn grond.” En daaruit blijkt dat de dichteres het (ook) over zichzelf heeft: ze is bang om losgemaakt te worden van het leven, of wellicht van haar geloof.
Niet altijd overheerst de vrees in deze bundel en dat doet weldadig aan: „mijn spiegel van geloven/ rijst en daalt/ soms komt wat ik geloof/ mij zelf te boven/ (…) toch midden in/ mijn wankel zijn/ blijf ik geloven/ Uw hand houdt mij vast” (”Uw hand”, blz. 14).
Cryptisch
”Of de hemel ook open is” is een bloemlezing van gedichten over Hemelvaart, Pinksteren en de wederkomst. Samensteller Rien van den Berg putte uit het werk van bekende en minder bekende dichters, zoals Ria Borkent, Muus Jacobse, Henk Knol, Inge Lievaart en Jan Willem Schulte Nordholt.
Van een enkel gedicht vroeg ik me af of het toegankelijk genoeg is voor een groot publiek ”Hemelvaart” van Anton Ent begint bijvoorbeeld met de cryptische regels: ”Glorieuze napijn van gods (sic) wet/ de horizon wordt overeind gezet.” Afgezien daarvan is Van den Berg geslaagd in zijn opzet: de bundel is mooi gestructureerd, veelzijdig van inhoud en kwalitatief overtuigend.