Noeste arbeid
Een van de sterke kanten van het kabinet-Balkenende is zijn ideologische bevlogenheid. Het neemt maar niet lukraak wat besluiten, maar het probeert de samenleving te sturen in een bepaalde, weldoordachte richting. Kernbegrippen zijn daarbij: meer eigen verantwoordelijkheid, minder overheidsregels.
Aan een op die principes gebaseerd beleid heeft Nederland zeker behoefte. Verzorgingsstaat en overheidsbemoeienis zijn de laatste decennia te ver doorgeschoten. Daarom verdient dit kabinet lof voor de moed die het weet op te brengen om de burger telkens weer te confronteren met zijn eigen verantwoordelijkheid. Niet bij elk probleem meteen naar de overheid kijken, maar je eerst afvragen of je wellicht jezelf kunt helpen, dan wel hulp van familie kunt inroepen.Een van de uitwerkingen van deze grondgedachte is de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), waarover de Tweede Kamer deze week spreekt. De wet brengt een aantal losse regelingen voor mensen met beperkingen onder één noemer, verplaatst verantwoordelijkheden van de rijksoverheid naar gemeenten en doet een groter beroep op zelfhulp.
Dat de WMO breed maatschappelijk protest oproept, is om meer dan één reden begrijpelijk. Immers, het terugleggen van verantwoordelijkheden op een lager niveau leidt voor betrokkenen altijd tot schrikreacties. Mensen raken niet graag zekerheden kwijt.
Daarbij komt de terechte zorg dat lagere overheden en burgers de verantwoordelijkheden die naar hen worden teruggeschoven, wel eens niet aan zouden kunnen. We kunnen niet zomaar zeggen: vroeger hielpen de buren elkaar, nu moeten ze dat weer gaan doen. De samenleving is daarvoor te zeer veranderd. In onze 24 uurseconomie voelt 75 procent van 3,7 miljoen mantelzorgers zich nu al overbelast, stelt een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau.
En op lokale overheden moeten we ook niet te zeer bouwen. Terecht wijzen critici van de WMO op de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG), die een jaar of tien geleden werd ingevoerd. Ook toen werden, vanuit het streven van ”zorg op maat”, voorzieningen voor gehandicapten en ouderen naar de gemeenten overgeheveld. Het duurde lang voor dat op lokaal niveau op rolletjes liep.
Daarom is het verstandig van de Tweede Kamer dat hij de WMO van meer garanties heeft voorzien, er meer keuzevrijheid in heeft gelegd en de invoeringsdatum verschoven heeft naar 1 januari 2007. Op de politiek wordt de laatste tijd veel gemopperd, zelfs door bewindslieden, maar laten we er toch oog voor blijven houden dat er aan het Binnenhof veel noeste arbeid wordt verricht en dat de Tweede Kamer zijn taak van medewetgever doorgaans uiterst serieus opvat. De verbouwing van de WMO is daarvan een goed voorbeeld.
In wetgeving komt het veelal aan op een goede balans tussen eigen verantwoordelijkheid van burgers enerzijds en zorg voor zwakken in de samenleving anderzijds. Of die balans in de aangepaste WMO bereikt is, moet de praktijk uitwijzen. The proof of the pudding is in the eating. Het parlement heeft bij het ’koken’ in elk geval zijn uiterste best gedaan.