Bruinooge ligt niet wakker van Heertjes kritiek
De Zeeuwse gedeputeerde D. Bruinooge legt de kritiek van prof. dr. A. Heertje op zijn dubbelrol bij de besluitvorming over de Westerschelde Container Terminal (WCT) naast zich neer. Dat hij zowel gedeputeerde voor Economische Zaken als voorzitter van Zeeland Seaports is, leidt niet tot belangenverstrengeling, zegt hij.
De kritiek van de Naardense econoom steekt Bruinooge. De gedeputeerde, die in Zeeland alom als een politieke zwaargewicht wordt beschouwd, zegt er niet wakker van te liggen. Maar in één adem voegt hij eraan toe: „Ik zit er ook niet op te wachten.” Natuurlijk, zegt Bruinooge, is hij te allen tijde bereid volledig opening van zaken te geven. „Meneer Heertje kan alle stukken krijgen die hij wil hebben. Daar heb ik geen enkel probleem mee.”
Voor Bruinooge zou de bouw van de WCT de bekroning op zijn loopbaan zijn. Volgend jaar, na de verkiezingen voor Provinciale Staten, neemt de PvdA’er afscheid van de Zeeuwse politiek. De gedeputeerde beschouwt de aanleg van de containerterminal als zijn politieke sluitstuk. Volgens Bruinooge, zelf ooit werkzaam in de zeevaart, heeft de regionale economie alle belang bij de overslag van containers in Vlissingen.
De kritiek van prof. Heertje dat hij een dubbelfunctie heeft, is volgens hem onterecht. Bruinooge verwijst naar zijn collega-gedeputeerde in Groningen, die ook voorzitter is van het Groningse havenschap. „Rotterdam heeft een havenwethouder. Daar is niets mis mee. Zeeland heeft al sinds 1968 twee vertegenwoordigers van het provinciebestuur in het havenschap. Dat functioneert prima.”
De kans op belangenverstrengeling is volgens Bruinooge minimaal. „Elk orgaan heeft z’n eigen verantwoordelijkheid. Alle vergaderingen worden in de openbaarheid gehouden. Of de WCT er komt, hangt ook af van de wijziging van het streekplan. Dat is een zaak van Provinciale Staten. Niemand anders gaat erover.” Dat Bruinooge juist daar zijn invloed als gedeputeerde kan laten gelden, weerspreekt hij. „Ik ben er een van de 47. Die mensen luisteren echt niet alleen naar mij.”
Volgens Bruinooge is er met de rapporten die aan het besluit van de WCT ten grondslag liggen niets mis. „Het havenschap heeft een milieueffectrapportage (MER) laten maken. Daarin worden alle plussen en minnen tegen elkaar afgewogen. De MER-commissie, die een onafhankelijke voorzitter heeft, geeft aan dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn voor een verantwoord besluit. Naar wie moet ik dan luisteren: naar die commissie of naar die ’grachtengordelprofessor’?”
Bruinooge is het faliekant met Heertje oneens dat hij rapporten buiten de publiciteit houdt. Gisteren heeft hij daarom besloten dat de econoom alle stukken mag inzien die hij maar wil. „Ik heb enkele meters voor hem beschikbaar. Meneer Heertje verzint elke keer wat nieuws. Nu suggereert hij dat ik met een hoop geld een bureau ertoe kan bewegen dat een onderzoek een uitkomst oplevert die mij welgevallig is. Maar zo zit Nederland gelukkig niet in elkaar.”
Volgens Bruinooge gaat de provincie integer om met bezwaren tegen de WCT. „Ik heb alle begrip voor mensen die langs een spoorlijn wonen en tegen de aanleg zijn. We moeten er ook alles aan doen om de overlast voor hen te beperken. Dat Heertje tegenstander is van de WCT, is op zich ook niet erg. Maar de argumenten moeten wel hout snijden.”
De gedeputeerde heeft alle vertrouwen in de ontwikkelingen in de containersector. Dat Buck Consultance een al te positief beeld schetst, gelooft hij niet. „Dat er in Rotterdam sprake is van een terugval, is niet zo vreemd. De productiviteit is daar 20 procent lager dan elders en de tarieven zijn 20 procent hoger. De terminal in Amsterdam, die achter een sluis ligt, is gewoon een lachertje. Die had er nooit moeiten komen.”
Bij de aanleg van de WCT wordt niet uitsluitend aan geld gedacht. Ook is er oog voor de natuur, zegt Bruinooge. „Bent u wel eens op De Kaloot geweest? Dat stukje strand wordt door ons gecompenseerd met 160 hectare natte en droge natuur. Als je het oordeel van de MER-commissie leest, dan lees je eigenlijk dat de commissie van mening is dat wij te veel compenseren. Dat zijn de feiten.”