Opinie

Wees kindermishandeling vóór

Kindermishandeling, wordt vaak gezegd, is zo oud als de mensheid. Toch is de bestudering van het fenomeen nog vrij recent. Prof. dr. F. Lamers-Winkelman vindt dat preventie niet bij aanstaande of jonge ouders moet beginnen, maar bij de kinderen van nu. De overheid zou het belang daarvan moeten inzien, door meer in hulpverlening te investeren.

20 January 2006 15:18Gewijzigd op 14 November 2020 03:24
„Kindermishandeling kent vele vormen, doch het kenmerk van al die vormen is dat ouders, door welke omstandigheden dan ook, niet in staat zijn zodanig voor hun kinderen te zorgen dat zij kunnen opgroeien in een sfeer van geluk, liefde en begrip.” Foto RD
„Kindermishandeling kent vele vormen, doch het kenmerk van al die vormen is dat ouders, door welke omstandigheden dan ook, niet in staat zijn zodanig voor hun kinderen te zorgen dat zij kunnen opgroeien in een sfeer van geluk, liefde en begrip.” Foto RD

Hoewel exacte cijfers ontbreken, wordt geschat dat per jaar ongeveer 360.000 kinderen één keer of vaker thuis het slachtoffer zijn van ernstig fysiek geweld. Per jaar wordt ongeveer 34.000 maal contact opgenomen met een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling omdat er (ernstige) vermoedens van kindermishandeling zijn.Volgens het ministerie van Justitie (2005) worden per jaar 56.000 incidenten van huiselijk geweld in de politiedossiers opgenomen, hetgeen 12 procent is van de werkelijke gevallen. Het ministerie meldt verder dat per jaar ongeveer 100.000 kinderen getuige zijn van het huiselijk geweld, en dat van die kindgetuigen er 40.000 het risico lopen gedrags- en/of emotionele problemen te ontwikkelen.

Jaarlijks overlijden ongeveer veertig tot vijftig kinderen aan de gevolgen van mishandeling. Deze schattingen zijn naar alle waarschijnlijkheid aan de lage kant, er worden meer kinderen mishandeld dan wordt gemeld, en ook maar een deel van de gevallen van huiselijk geweld wordt gemeld.

Naar alle waarschijnlijkheid overlijden er per jaar meer kinderen aan kindermishandeling, en zijn er gevallen die ten onrechte als natuurlijk dood zijn geduid. Dit, zo meent deskundige Torenbeek „is echter niet zozeer een prestatie van de moordenaar, doch veeleer te wijten aan de onkunde van de schouwende arts.”

Ernstige schade
Dit laat onverlet dat de interesse in mishandeling, zowel van de wetenschap als van de politiek en van de hulpverlening en de media, niet in verhouding staat tot de mate waarin het voorkomt. Kindermishandeling is pas dan interessant, en meestal ook maar even, als er ’dode’ kindjes zijn: Savanna, het meisje van Nulde en de Duitse Jessica, die, zeven jaar oud, zeven jaar lang gemarteld was en nog maar 9,5 kilo woog toen ze in haar eigen braaksel stikte.

Waar onze minister van Volksgezondheid met ingang van april 2006 een nieuw ingrediënt aan de kindervaccinaties gaat laten toevoegen om te voorkomen dat er per jaar 78 kinderen aan pneumokokken-meningitis sterven, een operatie die miljoenen zal gaan kosten, zijn er vanuit Den Haag nog steeds geen ingrijpende maatregelen te verwachten die ervoor kunnen zorgen dat er geen veertig à vijftig kinderen per jaar sterven aan de gevolgen van kindermishandeling.

Toegegeven, vorig jaar hebben de ministeries van Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit opdracht gegeven tot het doen van onderzoek naar het vóórkomen van kindermishandeling in Nederland, maar de daarvoor uitgetrokken som van 60.000 euro staat in geen verhouding tot de aantallen Nederlandse mishandelde kinderen, en zeker niet tot de minimaal veertig tot vijftig door mishandeling om het leven gekomen kinderen per jaar. Overigens kost een door mishandeling overleden kind door verlies aan inkomstenbelasting en consumptief gedrag aan de samenleving ongeveer 500.000 euro bij een modaal inkomen.

Volgens de definitie in de Wet op de jeugdzorg, die sinds 1 januari 2005 van kracht is, omvat kindermishandeling „elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.”

In goed christelijke trant, immers de Tien Geboden bestaan uit negen verboden en één gebod, geeft de Wet op de jeugdzorg verboden: ouders mogen niet fysiek, psychisch of seksueel bedreigend of gewelddadig met hun kinderen interacteren.

In het VN-Verdrag Inzake de Rechten van het Kind staan ook de plichten van, en de geboden aan, ouders, en daarnaast de plichten van de staten die partij zijn bij dit verdrag. Het verdrag uit 1989 stelt dat die staten aan het gezin de nodige bescherming en bijstand dienen te verlenen. Ze erkennen dat het kind dient op te groeien in een gezinsomgeving, in een sfeer van geluk, liefde en begrip.

De verdragsstaten zijn van mening dat een kind dient te worden opgevoed in de geest van de in het handvest van de Verenigde Naties verkondigde idealen, en in het bijzonder in de geest van vrede, [respect voor menselijke] waardigheid, verdraagzaamheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Ze erkennen dat er, in alle landen van de wereld, kinderen zijn die in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden leven, en dat deze kinderen bijzondere aandacht behoeven.

Miskenning
In de Verklaring van de Rechten van het Kind klinken geloof, hoop en liefde door. Geloof dat het mogelijk moet zijn om voor alle kinderen van deze wereld op zijn minst een menswaardig bestaan te realiseren, hoop dat alle landen van de wereld -lees: alle ouders van de wereld- dit ooit zullen kunnen gaan realiseren, en liefde omdat zonder liefde geloof en hoop niet mogelijk zijn.

Kindermishandeling kent vele vormen, doch het kenmerk van al die vormen is dat ouders, door welke omstandigheden dan ook, niet in staat zijn zodanig voor hun kinderen te zorgen dat zij kunnen opgroeien in een sfeer van geluk, liefde en begrip. De omstandigheden die ertoe leiden dat ouders daarvoor niet kunnen zorgen zijn van velerlei aard.

Een belangrijke, en ingrijpende, omstandigheid is de geschiedenis van de ouder: ouders die in hun jeugd zelf te maken hebben gehad met kindermishandeling, verwaarlozing of geweld tussen hun ouders. Mijn eminente voorganger Baartman sprak in zijn afscheidsrede over deze ouders als slachtoffers van „verwerping, miskenning, verstoting, in welke vorm dan ook.” Ouders die door hun geschiedenis niet meer kunnen geloven, niet meer kunnen hopen en niet meer kunnen liefhebben. Zij hebben hun geloof, hun hoop en hun liefde verloren.

In meer wetenschappelijke termen: door onveilige gehechtheidservaringen in hun jeugd kunnen volwassenen onveilige representaties van gehechtheid ontwikkelen die zij in interactie met hun kind weer kunnen overdragen op onveilige gehechtheid bij het kind. Onverwerkt relationeel trauma kan leiden tot verstoorde representaties van gehechtheid, wat belemmerend kan werken in het functioneren in de huidige ouder-kindrelatie.

Let wel, veel jonge mensen die in hun jeugd zijn mishandeld of verwaarloosd worden prachtige ouders en geloven in hun kind, hopen voor hun kind en geven hun kind liefde. De bestudering van deze ouders, en hun kinderen, is van bijzonder belang omdat die ons aanwijzingen kan geven omtrent factoren die kinderen kunnen helpen om in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden toch te blijven geloven, hopen en lief te hebben.

Niet alle ouders echter die hun kind mishandelen hebben zo’n geschiedenis. Er zijn, zoals ik hiervoor zei, verschillende omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat ouders hun kinderen gaan mishandelen. Naar die omstandigheden is, vooral in de Verenigde Staten van Amerika, veel onderzoek gedaan. Hoog in de lijst van die Amerikaanse onderzoeken staat armoede.

Kindermishandeling blijkt het best te worden voorspeld door relatieproblemen tussen de ouders. Direct daaropvolgend kwamen fysiek geweld tussen de partners, sociale isolatie en de (te) jeugdige leeftijd van de ouder(s). In gezinnen waar sprake was van fysiek geweld tussen de partners was ook significant meer sprake gewelddadige/vijandige opvoedingsrelaties (kindermishandeling).

In Europese onderzoek werd, in overeenstemming met de internationale literatuur, gevonden dat een geschiedenis van kindermishandeling een risicofactor was voor kindermishandeling in de volgende generatie. Van de (mishandelende) ouders waarvan achtergrond gegevens bekend waren, bleek 82 procent een traumatische voorgeschiedenis te hebben en/of een voorgeschiedenis die gekenmerkt werd door persoonlijke problemen.

Eenentwintig procent van die ouders had in hun jeugd gedragsproblemen gekend. Twaalf procent had zich in de jeugd schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Zesentwintig procent was fysiek mishandeld, 13 procent was seksueel misbruikt en 25 procent was verwaarloosd geweest. Daarnaast was 21 procent voorafgaand aan de mishandeling van hun eigen kind in psychiatrische behandeling geweest, was er bij 6 procent sprake van een verstandelijke beperking, en in 15 procent van de gevallen een fysieke beperking of chronische ziekte. Negentien procent ten slotte was in de jeugd uit huis geplaatst. Er wordt daaromtrent vaak gesproken over de Cycle of Violence, of de intergenerationele overdracht van geweld.

Deze bevindingen zijn van belang voor het onderzoek voor de komende jaren. En niet alleen voor het onderzoek. Zowel ten aanzien van preventie van kindermishandeling als ten aanzien van de hulp die moet worden ingezet indien er sprake is van kindermishandeling dienen deze bevindingen in aanmerking te worden genomen.

Geluk, liefde en begrip
Preventie van kindermishandeling moet niet alleen beginnen bij aanstaande ouders of jonge ouders, hoe nuttig opvoedcursussen ook kunnen zijn, maar bij de kinderen van nu, de ouders van straks, die vandaag, gisteren en morgen, mishandeld werden of worden. Dat is niet alleen een kwestie van het goed inzetten van (financiële) middelen, maar vooral een kwestie van goed fatsoen, van het respecteren van het leed van kinderen die niet kunnen wachten tot zij groot zijn om dan pas, en wellicht toch te laat, te leren hoe op te voeden.

De staten die partij zijn bij het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind erkennen dat kinderen die in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden leven, bijzondere aandacht behoeven. Opdat zij wijs en sterk kunnen worden en kunnen gaan geloven in zichzelf, zodat zij weten dat zij berekend zijn op de opvoedingstaak. Opdat zij kunnen geloven in een toekomst waarin zij, op hun beurt, hun kinderen kunnen laten opgroeien in een sfeer van geluk, liefde en begrip.

De auteur is bijzonder hoogleraar preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling. De tekst is een bewerking van haar inaugurale rede, vrijdag uitgesproken aan de Vrije Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer