Nederland geen vaderland voor Mission Kids
TERSCHUUR - De koepelorganisatie Evangelische Zendings Alliantie (EZA) vormt morgen in Terschuur een werkgroep die zich gaat inzetten voor zogenoemde Mission Kids of MK’s: kinderen van zendingswerkers.
De werkgroep zal enerzijds zendingsorganisaties stimuleren tot en helpen bij het maken van beleid voor Mission Kids op, of voorafgaand aan, het zendingsveld. Daarnaast wil de werkgroep activiteiten organiseren voor MK’s die naar Nederland zijn teruggekeerd.Dat zijn bijvoorbeeld jongeren die in Nederland naar school gaan omdat ze op het zendingsveld niet kunnen studeren. Soms zijn ze op het zendingsveld geboren. Ze wonen bij familie of op kamers en hebben specifieke vragen en aanpassingsproblemen.
C. Verharen, directeur van de EZA, kent voorbeelden genoeg van zulke problemen. „Voor kinderen van zendingswerkers heet Nederland hun vaderland, maar eigenlijk hebben ze er helemaal geen band mee. Qua ontwikkeling zijn MK’s hun leeftijdsgenoten ver vooruit. Ze zijn twee- of drietalig, zijn zelfstandig en hebben veel meegemaakt. Ze kennen een andere kerk. Het zijn totaal andere kinderen.”
Dit alles betekent dat MK’s in Nederland veel moeten verwerken. Familie kan hier voor een deel bij helpen. Waar dat niet kan, springt de werkgroep bij. Deze wil de kinderen in contact brengen met elkaar en met voormalige zendingswerkers die zelf op het zendingsveld kinderen hebben opgevoed.
Een andere doelgroep van de werkgroep vormen kinderen van gerepatrieerde gezinnen. Het werk van de ouders zit erop. Het gezin draait weer mee in de Nederlandse maatschappij. De ouders lopen rond met „re-entry-vragen”, vragen rond de herintreding in de samenleving. Wat heb ik nu aan mijn diploma, ik weet niet hoe de bank werkt, waarom bestaat de WAO niet meer?
Verharen: „Maar ook de kinderen moeten zich aanpassen. Zij hebben hun ouders bij zich, maar hun vragen verschillen van die van hun vader en moeder. Op het zendingsveld waren hun ouders leidinggevenden die in de belangstelling stonden. Terug in Nederland is het de vraag of je vader nog werk heeft. In de eerste twee maanden vragen mensen: hoe was het in Afrika? Daarna zakt de aandacht weg.”
Een gerepatrieerd gezin heeft soms vanwege een noodsituatie het zendingsveld in allerijl moeten verlaten. Ouders en kinderen kunnen dan kampen met trauma’s. Een kind moest bijvoorbeeld plotseling zijn vriendjes achterlaten.
De Nederlandse werkgroep zal volgens Verharen bestaan uit ervaringsdeskundigen: voormalige zendingswerkers die zelf kinderen hebben opgevoed op het zendingsveld.
Een dergelijke werkgroep is niet nieuw in Nederland. Tot twee jaar geleden was er een werkgroep van de EZA actief. Deze ging echter ter ziele toen betrokken personen de werkgroep verlieten.
Tijdens de bijeenkomst die EZA morgenmiddag in Terschuur houdt, spreken de Nederlanders Maarten en Hanneke van Staveren. Maarten is leider van een Duitse zendingsorganisatie en zit in het bestuur van de Duitse EZA. Zijn vrouw is coördinator van de Duitse EZA-werkgroep voor Mission Kids. Zij vertellen over hun ervaringen in het werk voor Mission Kids in Duitsland en proberen een inschatting te geven van de Nederlandse situatie. Het is volgens de directeur van EZA Nederland de bedoeling dat het echtpaar een klankbord is voor de Nederlandse werkgroep.
Verharen verwacht voor de open bijeenkomst vijftien tot twintig betrokkenen.