Miller zei tijdens een bezoek aan de Noord-Poolse stad Bydgoszcz „dit soort argumenten af te wijzen” en verklaarde dat „de Poolse regering niet op die kwestie zal terugkomen.”

Op basis van de decreten van de toenmalige Poolse communistische leider Boleslaw Bierut werden na de oorlog ongeveer 2,5 miljoen Duitsers over de grens gezet. De maatregel viel samen met de annexatie van Oost-Pruisen. De bezittingen van de uitgewezen Duitsers vervielen aan de Poolse staat.

Stoiber zei in het weekeinde dat „zo lang de decreten geldig blijven, de wonden niet kunnen helen.” Hij noemde het in het belang van Polen het probleem van de uitgewezen Duitsers te erkennen en aan een oplossing mee te werken.

Stoiber maakte een onderscheid tussen de zogeheten Bierut-decreten en de Benes-decreten, die betrekking hebben op de ongeveer 3 miljoen zogeheten Sudeten-Duitsers die na de oorlog door de communistische machthebbers van het toenmalige Tsjechoslowakije zijn uitgewezen. In Polen heerst ten aanzien van de uitgewezen etnische Duitsers „een opener klimaat” dan in Tsjechië, aldus Stoiber.

Miller noemde de Poolse juridische situatie „geheel anders dan die in Tsjechoslowakije”, omdat de Poolse decreten betrekking hadden op Duitse en niet op Poolse burgers. De Sudeten-Duitsers bezaten de Tsjechische nationaliteit.

Stoiber is bij de parlementsverkiezingen in september de rivaal van zittend kanselier Gerhard Schröder van de SPD.