„Risico’s bij aanpak radicalisering”
DEN HAAG (ANP) - Het verstoren van radicalisering kan ongewenste neveneffecten hebben. De landelijke en lokale overheden moeten daarom zorgvuldig de risico’s daarop bekijken.
Dat schrijft de nationaal coördinator terrorismebestrijding (NCTb), T. Joustra, in een beleidskader voor de aanpak van radicaliseringshaarden.Dat zijn volgens hem organisaties, groepen of locaties waar sprake is van activiteiten en uitingen die bijdragen aan verdergaande radicaliseringsprocessen bij individuen die kunnen uitmonden in terrorisme. De kans op ongewenste neveneffecten bij de aanpak ervan is „reëel.” Verstoring kan er volgens de NCTb toe leiden dat het radicaliseringsproces zich verplaatst.
Ook kan het overheidsoptreden gevoelens van discriminatie en stigmatisering veroorzaken, wat weer tot polarisatie en radicalisering kan leiden. Het is volgens de NCTb mogelijk die gevoelens van discriminatie te voorkomen door sleutelfiguren uit de eigen moslimgemeenschap, zoals buurtvaders, in te zetten en door goede netwerken tussen bestuur en gemeenschappen op te bouwen.
De ministers Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) hebben het beleidskader naar de Tweede Kamer gestuurd. Het is een uitwerking van maatregelen die het kabinet eerder had aangekondigd.
Radicalisering kan volgens Joustra een voorbode zijn van het dreigen met terroristisch geweld en het overgaan tot terreurdaden. Een strafrechtelijke aanpak is niet altijd mogelijk. De overheid kan dan wel bestuurlijke, financiële of vreemdelingrechtelijke maatregelen nemen tegen vertegenwoordigers van een radicaliseringshaard, zoals een imam of een stichtingsbestuur.
Op hen rust volgens de NCTb een belangrijke verantwoordelijkheid om zich in woord en daad tegen geweld en terrorisme te keren en zo de voedingsbodem voor radicalisme en mogelijke terreurdaden weg te nemen.
De overheid moet daarbij zo veel mogelijk openlijk te werk gaan en de betrokkenen duidelijk maken dat ze scherp in de gaten worden gehouden.