Af- en aanleren
Ik spreek tot hen, die in hun kindsheid overtuigingen gehad hebben en nu hoe langer hoe ellendiger worden, niet in de bevinding van dieper vertreden te liggen in hun bloed, want dat is reeds genade. Ik spreek echter tegen hen, die ook waarlijk zondiger, afkeriger en stinkender worden en na vorige ernstige pogingen om verzoening van schuld en vuiligheid weer met de zeug wederkeren tot de omwentelingen in het slijk en die met vele boeleerders hoereren. Tot hen, die zich dikwijls pijnigen om die en die zonden te laten en het goede te doen. Bij de uitkomst vinden ze dat het laatste erger wordt dan het eerste.
Kom hier gij onverstandige en trage van hart. Ik zag u -zegt de Schrift- Ik zag u, vertreden in uw bloed. Zie naar de wet en al uw ijdele wettische woelingen. Door al dat verkeerde spartelen in de wet en dat bebloede omwentelen, hebt u zich zo moe en wanhopende gemaakt aan uw zaligheid en daardoor zo toegevend in allerlei boosheid en gruwelen. De Heere wil u wat afleren en de grootheid en de vrijheid van de Goddelijke, voorkomende genade leren. Dat doet Hij wanneer het op het allerhopeloost gesteld is.Dit leert de bevinding ook. Dan wordt ook de waarheid eerst recht verstaan. Schep dan maar moed en keer weder gij afkerige kinderen. Jezus roept: Kom tot Mij, Ik zal u rust geven.
Johan Janzonius, predikant te Groningen (”Israëls minne-tijd”, 1760)
