Journalistiek en democratie in Irak
Amerikanen vergrepen zich zondag in Irak aan de journalist Ali Fadhil. Deze werkt voor de internationaal gezaghebbende Britse krant The Guardian en voor een Engels tv-station. De man probeerde de waarheid boven tafel te krijgen over mogelijke financiële malversaties van de grote machten.
Er circuleren berichten dat de VS en Groot-Brittannië onrechtmatig gebruikmaken van Iraakse tegoeden om hun operaties uit te voeren. Fadhil had de Amerikanen recent om een interview gevraagd. Hij wilde het door hem gevonden materiaal toetsen. Hoor en wederhoor is een goed journalistiek principe. Het antwoord was een inval van schietende soldaten.Zo’n bericht vraagt om een voorzichtige afweging. Er bestaat weinig mogelijkheid tot verifiëren. Toch heeft de journalist een goede naam. Hij kreeg niet lang geleden een internationale journalistieke onderscheiding. Het is denkbaar dat er dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen. Het lijkt erop dat de inval het uitlekken van Amerikaanse malafide praktijken moest voorkomen. Zoiets siert een land dat democratie en eerlijkheid hoog in het vaandel zegt te hebben niet. Op die manier krijgen moslims geen beste dunk van democratie.
Het is niet de enige kwestie die de VS in diskrediet brengt. De Senaat besloot niet zo lang geleden tot een algemeen verbod op het martelen van gevangenen. President Bush ondertekende de wet echter met de vermelding „in zoverre het in overeenstemming is met mijn verantwoordelijkheden als opperbevelhebber.” Boze Republikeinse partijgenoten zien dat als ontsnappingsclausule. Ook zoiets versterkt bij islamieten de sympathie voor Bush, die als christen bekendstaat, niet.
Desondanks lijkt het democratisch bewustzijn in Irak zelf enigszins te groeien. Dat is niet gebaseerd op de constatering dat het geweld vermindert. En de Irakezen slaagden er tot op heden niet in een nieuwe regering te vormen. De Amerikaanse bevelhebber van de coalitietroepen in Irak, generaal John Vines, zei onlangs in een interview dat hij zich grote zorgen maakt over het functioneren van de Iraakse overheid.
Een duidelijk positief element is echter dat het soennitische Irakese Front van Overeenstemming inmiddels bereid blijkt om met de sjiieten en Koerden te gaan praten. Terwijl er aanvankelijk geen zicht was op een gesprek om te komen tot de vorming van een gezamenlijke regering.
Het Iraakse parlement telt 275 zetels. De stemgerechtigden in achttien provincies zorgen voor het bemensen van 230 zetels. Het restant van 45 wordt getypeerd als ”nationale zetels”. Volgens nog steeds niet-officiële, maar betrouwbare recente berichten zou de Verenigde Irakese Coalitie van sjiieten 130 vertegenwoordigers in het parlement krijgen. De Koerden zouden 53 zetels behalen. En daarna is het Irakese Front van Overeenstemming -een coalitie van drie grote soennitische partijen- de grootste groepering met niet minder dan 41 zetels.
Als besprekingen tussen deze drie partijen zouden slagen, kan dat tot een sterke meerderheid voor een nieuwe regering leiden. Uiteraard ligt daarmee het terrorisme nog niet aan banden. Toch zou het een grote stap vooruit zijn als sjiieten en soennieten -ze beschouwen elkaar niet zelden als heidenen- samen aan de wederopbouw van hun land gaan werken.
Juist als er in Irak enig besef lijkt te groeien over de noodzaak om samen het land de goede richting in te sturen, dient Amerika voorzichtig te zijn met het diskwalificeren van de democratie. Dat gebeurt door het aan banden leggen van de vrije nieuwsgaring. Journalisten zijn soms lastige en niet altijd gewaardeerde mensen. Maar als het goed is, proberen ze ervoor te zorgen dat de waarheid op tafel komt. Daar is de democratie -nog altijd de beste van veel slechte regeringsvormen- in elk geval mee gediend.