„Profetie moet heilshistorisch geduid worden”
GOUDA - „De profetie moet, net zoals het apostelschap, heilshistorisch geduid worden. Profetie zoals die in de Bijbel voorkomt, vindt nu niet meer plaats, want de canon is afgesloten.”
Vrijdag sprak dr. W. van Vlastuin (hersteld hervormd predikant te Katwijk aan Zee en docent aan de theologische opleiding van de Hersteld Hervormde Kerk aan de VU te Amsterdam) voor zo’n 35 hersteld hervormde theologiestudenten. Hij ging tijdens deze studiemiddag, die gehouden werd in Gouda, in op de gaven van de Geest.Dr. Van Vlastuin merkte op dat de vraag naar de gaven van de Geest honderd jaar geleden op tafel gelegd is vanuit de pinksterbeweging. Daarna stelde de charismatische beweging de kwestie aan de orde.
Hij vindt het opvallend dat deze vraag vandaag onder de aandacht wordt gebracht door gereformeerde theologen, daarbij verwijzend naar een onderzoek van het opinieblad CV.Koers. Daarin kwam aan het licht dat twee derde van de predikanten in de gereformeerde gezindte meer ruimte wil geven aan de gaven van de Geest. De predikant noemde ook het recent verschenen boek ”Gaven voor de gemeente”, waaraan gereformeerde theologen meewerkten.
Dr. Van Vlastuin neemt stelling tegen uitspraken van dr. J. Hoek. Dr. Hoek vindt dat de kerk de charismatische beweging positief-kritisch tegemoet moet treden en veronderstelt dat het mogelijk is om charismatische elementen in de gereformeerde theologie te integreren.
Het betoog van dr. Van Vlastuin spitste zich toe op de gave van profetie. Volgens hem staan oudtestamentische en nieuwtestamentische profetie op één lijn met elkaar. Een sleuteltekst noemde hij Efeze 2:20: „Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen.” „Het gaat in deze tekst om de heilshistorische, grondleggende ambten van apostelen en profeten die uniek en onherhaalbaar zijn voor de nieuwtestamentische kerk. De profetie staat in een heilshistorisch kader.”
Het betekent voor hem niet dat christenen geen „geloof kunnen krijgen voor bepaalde zaken.” Hij verwees naar de Schot Alexander Peden in de zeventiende eeuw, die veel voorzeggingen heeft gedaan die ook daadwerkelijk zijn uitgekomen. Ook wees hij op de oud gereformeerde predikant ds. Van der Poel, die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog vast geloofde dat zeventien jongeren uit de gemeente weer thuis zouden komen, wat ook is gebeurd.
„Deze voorbeelden, die iets profetisch hebben, zijn geen profetie in de Bijbelse zin. Bijbelse profetie staat in het kader van de heilsgeschiedenis en Gods heilsopenbaring. Werkelijke profetie heeft te maken met Gods heil in Christus. De genoemde voorbeelden betreffen Gods voorzienigheid. Het is een verbijzondering van het profetisch inzicht dat ieder christen heeft als hij in het licht van Gods Woord de tijden doorziet en in gebedsworstelingen geloof oefent in Gods vaderlijke zorg. We kunnen het daarom wel in afgeleide zin profetie noemen, maar geen profetie in de eigenlijke, Bijbelse zin.”
De predikant is beducht voor de invloed van de charismatische beweging, omdat die kan leiden tot een relativering van de leer en het dogma. „Niet de leer, maar de sfeer. De ervaring komt boven de leer te staan. Met een beroep op de Heilige Geest komt de waarheid op het tweede plan te staan. Wij zoeken geen bijzondere profetieën, maar wij hebben het profetisch Woord dat zeer vast is. In Gods Woord blikken we in Zijn geopende hart.”
Dr. Van Vlastuin vindt het van het grootste belang om de leer te kennen. „Wanneer we de waarheid verstaan, gaan we de grote waarde ervan zien. Dan beseffen we dat Paulus zijn leven lang bezig geweest is om de leer van Gods Woord in te scherpen in de gemeenten en de gemeenten te bewaren bij de gezonde leer.”
Dr. Van Vlastuin is bang dat in de charismatische beweging de verzoening wordt gerelativeerd en dat mensen „verzamelaars worden van geestelijke ervaring, zonder dat ze ervaren dat alle ervaringen ophouden.”
Hij vreest voor opbouw door gaven, terwijl de afbraak door de Geest wordt gemist. „Bijzondere godzaligheid staat niet naar bijzondere dingen, maar voegt zich tot de eenvoudige werkelijkheid van schepping en Woord. Bijzondere godzaligheid is gestorven aan uiterlijk vertoon en heeft een innerlijk vermaak in de wet van God.”