Britse politiek staat voor spannend jaar
LONDEN - Nog geen week na Nieuwjaar is al duidelijk dat 2006 een druk jaar wordt voor de parlementaire pers in Groot-Brittannië. Alle partijen verkeren in onzekerheid over zichzelf en over de andere. Dat er veel zal veranderen, betwijfelt niemand.
Deze week verscheen er op de internetpagina van Tony Blair een vier minuten durend filmpje dat een indruk moet geven hoe een premier zijn dag doorbrengt. Meestal is de leider zelf sprekend in beeld in een afwisseling van toespraken en voetbalpartijtjes met jongeren. Het is een zware taak, zegt Blair aan het slot. „Ook oppositieleider zijn bereidt je niet voor op de zwaarte van het eersteministerschap. Het is een compleet andere mate van stress, uitdaging en druk.”Blairs woorden over het leiderschap van de oppositie illustreren de aandacht waarin de nieuwe Conservatieve aanvoerder zich verheugt. Begin december koos de partij de dertiger David Cameron als leider. Eindelijk heeft de partij -na drie mislukte voormannen- iemand gevonden voor wie de andere partijen enige angst koesteren.
Cameron is een moderne conservatief. Anders dan eerdere leiders als Margaret Thatcher gelooft hij niet in onfeilbare marktwerking. Door de partij naar het politieke midden te trekken, volgt hij een strategie waarmee toenmalig oppositieleider Tony Blair in 1997 miljoenen kiezers aan zijn voeten kreeg.
Cameron is na Blair de eerste oppositieleider die de imagotest doorstaat, iets wat in de Britse ”mediacratie” doorslaggevend is. De premier zelf is er altijd in geslaagd schandalen gemakkelijk van zich af te schudden. Hij draagt niet voor niets de bijnaam ”Tefal-Tony”.
Blair had steeds te maken met oppositieleiders die een vermoeide indruk achterlieten. Cameron is de eerste uitdager om rekening mee te houden. Vandaar Blairs prikstootje in dat filmpje: Denk maar niet dat je als oppositieleider ook maar in de schaduw kunt staan van de eerste minister.
Maar niet alleen Cameron bedreigt Blair. De 52-jarige premier begint ook zichzelf in de weg te lopen. De Labourleider kwam in mei verzwakt uit de verkiezingen. Zijn teflonlaag bleek toch niet Irakbestendig. Samen met de Amerikaanse president Bush had Blair gedacht dat de invasie in dit land op een bevrijding zou uitlopen. Dat zou de kritiek op de aanval doen verstommen. De kracht van het verzet en het raadsel rond de massavernietigingswapens kleurden dit plaatje echter veel somberder in.
Daarom kondigde de Britse premier aan dat hij voor het eind van deze termijn het stokje zou overdragen aan zijn minister van Financiën, Gordon Brown. Het is haast aandoenlijk hoe Blair steeds weer moet uitleggen wat hij hiermee wel en niet heeft bedoeld. Gisteren viel hij in een interview uit: „Ik ga nergens heen. Ik blijf totdat het hele programma is uitgevoerd.”
De tijd dringt echter. De Britse regering heeft nog grote hervormingen op stapel staan op het gebied van onderwijs, pensioenen en sociale zekerheid. Daartoe behoort bijvoorbeeld een regeling voor arbeidsongeschikten die Blair al in 1999 had willen invoeren, maar toen stuitte hij op grote weerstand in zijn eigen partij. Sindsdien is de Labourfractie in Westminster echter alleen maar kritischer geworden.
Bij gebrek aan goede Conservatieven kwam het echte tegenspel voor Blair steeds van de Liberaal-Democraten. Hun leider, Charles Kennedy, was in zijn kritiek op Blair beslist sterker dan de Conservatieve aanvoerder Michael Howard, hoewel Kennedy dit niet in zetelwinst wist om te zetten.
Inmiddels is ook bij de ”Lib-Dems” de verwarring compleet. Donderdag gaf Kennedy na weken van grote druk publiekelijk toe een alcoholprobleem te hebben. Gisteren kondigde hij een vertrouwensstemming af. Dit brengt op hun beurt de Liberaal-Democraten in een leiderschapscrisis, waar kiezers nooit van houden.
Begin mei mogen de Britse kiezers hun voorkeur weer uitspreken in lokale verkiezingen, die ook hier een graadmeter voor de nationale krachtsverhoudingen zijn. Als Cameron de winst in de peilingen dan weet te verzilveren, is het best mogelijk dat Blair zijn programma niet meer zal afwerken.