Geen inzicht zonder stilstand
Titel: ”De onzichtbare jongen”
Auteur: Bernlef
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2005
ISBN 90 214 5302 9
Pagina’s: 188
Prijs: € 21,95 (geb.) en € 16,95 (pb).
Onzichtbare krachten die mens en wereld in beweging of juist tot stilstand brengen; in zijn nieuwste boek ”De onzichtbare jongen” doet Bernlef een poging het onzichtbare in woorden uit te drukken. Centraal staat de vriendschap tussen Wouter en Max. Allebei totaal verschillend. Wouter, die zijn lichaam traint om de tijd te snel af te zijn. Zijn levensdoel is de 100 meter in minder dan elf seconden af te leggen. Max, wiens wezen afgestemd lijkt te zijn op een onzichtbare wereld. Op de middelbare school lopen de sporen van hun levens steeds verder uit elkaar, totdat zij elkaar op een onverwacht moment weer kruisen.
Vriendschap
Het verhaal wordt verteld door Wouter van Bakel en vormt een terugblik op zijn vriendschap met Max Veldman. Misschien is het ook een wanhopige poging van Wouter om zijn vriend te redden. Zijn leven en dood aan de vergetelheid te ontrukken.
In sobere bewoordingen wordt de leefwereld geschetst van de twee jongens die elkaar net na de oorlog ontmoeten op de lagere school en samen in Amsterdam opgroeien. Het is vanaf het begin van het verhaal duidelijk dat Max een zeer begaafde jongen is. Zijn geest is zo rusteloos als een storm. Al vroeg raakt hij gefascineerd door het onzichtbare, of zoals hij het zelf graag noemt: „de machinerie van het heelal.”
Wouter weet nog goed dat Max in de zesde klas van de lagere school aan hem bekende het liefst onzichtbaar te zijn. Natuurlijk heeft dit te maken met de reacties die hij krijgt op wat hij doet en zegt. Een jongen die zich bezighoudt met „hoe je het onzichtbare zichtbaar kon maken door middel van getallen en berekeningen” past niet bij andere kinderen. Wouter is de enige die luistert naar zijn ingewikkelde verhandelingen en kijkt naar zijn proeven en zelfgebouwde apparaten.
Terwijl Max zich stort op zijn missie de wind zichtbaar te maken, wordt Wouter opgeslokt door zijn hardloopcarrière. Echter, hoe harder hij gaat, hoe meer hij zich verwijdert van Max. In 1952, hij is dan 16 jaar, doet Wouter als jongste deelnemer mee aan de Olympische Spelen in Helsinki. Zijn lichaam gespannen als een veer staat hij klaar om naar de finish te sprinten. Na het schot blijft Wouter echter als aan de grond genageld staan. Zichtbaar voor de hele wereld komt zijn loopbaan tot stilstand. Een mysterie. De enige die hem na deze gebeurtenis nog ziet staan, is zijn vriend Max.
Stilte
Na de lagere school gaan Wouter en Max naar de hbs. Hun levens lopen steeds verder uiteen. Wouter komt na de hbs bij een reisbureau te werken en van Max hoort hij niets meer. Op een dag ontvangt hij een ansicht zonder afzender. Voorop is een zeilschip te zien waarvan de zeilen bol staan terwijl de zee spiegelglad is. Van wie anders kan de kaart zijn dan van zijn vriend die altijd beweerde: „Wind heeft iets anders nodig om zich te tonen”? Het is een levensteken van Max maar zonder verdere aanwijzingen.
Het is jammer dat de schrijver Max zo ver uit het zicht laat verdwijnen dat het de lezer wellicht koud laat wat er verder met hem gebeurt. Het wordt windstil in het verhaal. Helemaal als Wouter voor de tweede keer in zijn leven tegen wil en dank tot stilstand komt. Als gevolg van een mysterieuze ziekte kan hij steeds slechter lopen en uiteindelijk helemaal niet meer.
Steeds weer vormen deze momenten van stilstand voor Wouter, maar ook voor de lezer een aanzet om eens goed te kijken naar de wereld om zich heen. Opeens ziet hij dingen die hem anders ontgaan zouden zijn: „Ik beschrijf nu een proces dat (…) mij losweekte van het zogenaamde normale leven en me verstrikte in steeds nauwkeuriger observaties waaruit geen conclusies getrokken konden worden, laat staan dat men er op een aanvaardbare manier, die recht deed aan de diversiteit van de geobserveerde werkelijkheid, over zou kunnen spreken.”
Evenals de vorige zorgt ook deze stilstand ervoor dat Wouter zijn vriend Max weer terugvindt. Terwijl hij langzaam weer leert lopen in revalidatiecentrum Woudrust, ziet Wouter op een dag Max staan in de tuin van de aangrenzende psychiatrische inrichting.
Storm
Wouters leven staat in schril contrast tot dat van Max. Op ironische wijze heeft Max bereikt wat hij wilde: onzichtbaar worden. Veilig opgeborgen achter de muren van een psychiatrische inrichting. Uiterlijk is Max een en al apathie, maar innerlijk wordt hij voortgedreven door een rusteloze geest. Tot stilstand komen en je verwonderen is voor Max ondenkbaar. Alleen op rigoureuze wijze zal Max de storm in zijn hoofd tot bedaren kunnen brengen.
De aantekeningen die Max in de inrichting geschreven heeft en die Wouter vlak voor de zelfmoord van Max ontvangt, laten een glimp zien van wie hij was: „Alleen ’s nachts als ik slaap: windstilte. Tegen de ochtend steekt de wind op en bladert door mijn dromen. De genade van dromen: dat die, als enige, vergeetbaar voor mij zijn.”
Het concept van de aantekeningen is een mooie vondst van Bernlef om de denkwereld van een genie als Max weer te geven. De aantekeningen zijn detaillistisch, vol van allerlei dwarsverbanden en zelfs gelardeerd met schematische tekeningen. Tegelijkertijd doemt eens te meer het besef op dat woorden, tekeningen, wetten tekortschieten in het weergeven van de zichtbare en onzichtbare werkelijkheid. Iets waar de schrijver zelf natuurlijk ook tegenaan loopt, zeker in een verhaal als dit.
Heelal
Bernlef weet de thematiek van beweging en stilstand en daarmee samenhangend de krachten die hierachter schuilgaan prachtig in het verhaal te verweven. Van macro- tot microniveau speelt de afwisseling van beweging en stilstand een rol. De wind die door het hele boek waait, lijkt symbool te staan voor allerlei ongrijpbare krachten die mensen en dingen in beweging zetten of stil doen staan.
De voorkeur van de schrijver gaat uit naar leven in slow motion omdat dit de weg vrijmaakt voor verwondering. „Er had zich een nieuwe wereld voor mij geopend. Of liever, de wereld had de sluiers van slordige onverschilligheid, die wij er door onze snelheid (…) overheen hadden geplooid, afgeworpen.” Tegenhanger hiervan is een leven zoals dat van Max, die dingen waarneemt die anderen niet zien, maar zonder ooit tot verwondering te komen. De lezer wordt met een enorme leegte opgescheept wanneer hij door de ogen van Max meekijkt het heelal in. Is er dan niets anders dan een machinerie, waarvan wij de bewegingen en werkingen niet kunnen bevatten? Wat een inzicht!
Het is al heel wat dat tot verwondering wordt opgeroepen. Jammer dat de schrijver niet nog een stap verder gaat. God is de grote Afwezige op de enkele malen na dat Zijn naam als stopwoord wordt gebruikt. De vraag dringt zich op hoe het met Max afgelopen zou zijn als hij geloofd had. Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet zichtbare. Wat een inzicht!